494 verlaten en dat, terwijl die zelfde officieren in Europa zeer goede diensten zouden kunnen verrichten. Zeker zijn er zulke officieren, maar dat zij menigvuldig zijn, zooals in Krijgswetenschap werd beweerd, zou ik op goede gronden durven in twijfel te trekken. Sedert zeer velen der jonge officieren gehuwd uitkomen en ook ongerrouwd zoo matig en solide leven als men dat tegenwoordig kan waarnemen, is de gezondheidstoestand van het korps in den regel uitnemend en zijn er slechts enkele tobbers, die het niet met het Indische klimaat kunnen vinden en die de slachtoffers van de hier boven geschetste lijdensgeschiedenis worden. Ter wille dier enkelen eene ingrijpende verandering in de verhou dingen tusschen de Indische en Nederlandsche officierskorpsen te brengen, komt injj niet gewettigd voor. In elk beroep, overal en in elk land gaan de zwakken ten onder en ook in Indië is die wet toepasselijk. Wil men de voor Indië lichamelijk ongeschikten helpen, mij goed, maar men plaatse hen dan bij wijze van hooge uitzondering, als jong8ten in hun rang, definitief bij het Nederlandsche leger over. Daartegen kan, dunkt mij, niemand eenige bedenking hebben en iedereen is er mede geholpen. Verder te gaan is geheel en alonnoodig. Voorts wordt er op gewezen, dat menig officier, die in Indië verblij vende, niet in de termen valt om met verlof te kunnen gaan, zijn gezin wegens gezondheidsredenen en met zeer groote financieele opof feringen naar Nederland moet zenden en daardoor geldelijke verplich tingen aangaat, die hem jaren lang blijven drukken. Waarlijk zoo wordt gezegd wanneer men die toestanden van nabij kent en de moeielijkheden ziet, waarin velen verkeeren, dan gevoelt men de wenschelijkheid, om niet te zeggen de noodzakelijk heid. dat een weg geopend worde, waardoor de keuze tusschen Neder- landschen en Indischen militairen dienst minder beslissend en de overgang gemakkelijker worde gemaakt. "Voorzeker is er in deze regelen veel waarheid en de daarin vervatte bewering wordt bevestigd door het aantal officieren, dat zich om bovengenoemde reden elk jaar voor een detaeheering naar Nederland aanmeldt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 497