496
„men moge het klein vinden of niet - een feit is het, dat door Indische
„officieren soms met een zeker gevoel van ontevredenheid ook in publieke
„geschriften de aandacht er op wordt gevestigd, dat herhaalde detachee-
ringen bij het Indische leger aan de Nederlandsche officieren een hooger
„pensioen kunnen verzekeren dan aan hunne ranggenooten van het Indische
„leger, hoewel deze laatsten feitelijk toch meer jaren tusschen de keerkrin
gen doorbrachten".
Die scheeve verhoudingen tengevolge van verschil in leeftijd of
van ancienneteit als officier en in den actueelen rang tusschen de
officieren der beide legers, heb ik altijd als iets onverklaarbaars
beschouwd.
Elk Nederlandsch officier die naar Indië gedetacheerd wordt, weet
vooraf, dat het zal kunnen gebeuren, ja zelfs dat de kans zeer groot
is, dat hij naast ot onder hongeren in rang en jongeren in diensttijd
zal komen te staan. Bij al de voordeelen, die eene detacheering
aanbiedt, moet hij over dit eene nadeel heenstappen en zoo hij dit
niet kan, dan moet hij in vredesnaam maar t'huis blijven. De
Indische autoriteiten toch kunnen bij de indeeling der gedetacheerden
met dit bezwaar met den besten wil der wereld niet altijd rekening
houden.
Ja maar, zeggen de Nederlandsche officieren, wij die geen detachee-
ïiug gevraagd hebben, maar rustig in ons garnizoen zijn gebleven,
krijgen plotseling een Indisch kapitein bij ons bataljon, die jonger
in diensttijd, niettemin onze meerdere wordt.
Inderdaad is dit niet aangenaam, maar moet elke scheeve verhou
ding niet voorkomen worden door het denkbeeld, dat de komst van
dien Indischen kapitein een rechtstreeksch gevolg is van het voorrecht,
dat het korps Nederlandsche officieren geniet door elk jaar eenigen'
hunner naar de Koloniën te kunnen zien detacheeren?
En wie zegt den Hollandschen officier, die geformaliseerd is over
de indeeling bij zijn korps van den Indischen kapitein, dat hij over
eenige jaren op zijn beurt niet van eene detacheering naar de Oost
profiteeren en daarin vergoeding vinden zal voor het speldeprikje,
hem thans toegebracht.
.Komaan, laat het ons eerlijk bekennen, in het feit, dat min of
meer scheeve verhoudingen bestaan, ligt reeds het bewijs opgesloten,