>V
524
vW»
Aw
'1
lading van 2.1 gram geglansd Nobelkruit, aanvangsanelheid 720 M.
De verhouding tusschen het gewicht der lading en het gewicht
van het projectiel, het z.g. iadingsquodent, is bij de meeste geweren 1 5,
sommige geweren hebben een Iadingsquodent van ll6.
Het Heblergeweer (verkleind kaliber) heeft een projectiel van 14 gram
met eene lading van 5.4 gram, zoodat dit quotient is ongeveer.
Bij de twee hierboven genoemde geweren zijn de ladingsquodenten,
bij 6.5 mM.^ ^2 en bij dat van 7.65 mM. ^ongeveer.
3e. Hangt de aanvangssnolheid af van het gewicht van het projectiel
een licht projectiel gaat met dezelfde Y» verder dan een zwaar.
Men kan een projectiel licht maken door:
le. Yermindering van 't soortelijk gewicht;
2e. id. id. 't kaliber;
36. id. id. de lengte.
Yoorloopig kunnen wij vaststellen, dat aan 1 en 3 niets mag
veranderd worden, punt 2 zal later blijken.
4e. De wrijving in den loop heeft invloed op V0.
Doordat er bij de achterlaadgeweren geen speelruimte is, ontstaat
er wrijving in den loop, hierdoor ontstaat warmte en daardoor lood-
afzetting in de trekken, het gevolg hiervan is, geen aansluiting
van den kogel tegen den zielwand en dus gasontsnapping naar voren.
Hebler heeft over dit punt veel geschreven en hij beweert, dat
men met trekken, zooals die nu bij de geweren zijn, geen volledige
afsluiting van gas kan verkrijgen, hetgeen dan ten nadeele komt
van de aanvangssnelheid, doordat er gassen om het projectiel heen
ontsnappen.
Hij bewees dit door de volgende proef. Hij maakte een prop
van papier maché, was, parafine en eenige andere stoffeu en dreef
die met kracht in een loop waarin trekken gesneden waren met
hoekige kanten.
Keek hij nu door den loop, dan zag hij licht tusschen de prop en
den loop.
Hij drong nu een tweede prop er in en wel tot tegen de eerste,
hieruit bleek ten duidelijkste, dat de lucht, die tusschen beide prop
pen samengeperst werd, ontweek door openingen tusschen prop en
zielwand. Hij maakte toen een geweer met trekken en relief en