67 - „met zijne geringe vluchtsnelheid nog te verkiezen zijn boven de „sterkere dieren, die veel sneller kunnen vliegen, maar in vele ge tallen afwijken of wat nog erger is, in het geheel niet of eerst na „weken in haar til terugkeeren. „Yoor militaire doeleinden toch is de zekerheid voor overkomst „van het bericht, verreweg de hoofdzaak, de snelheid, waarmee het „overbrengen geschiedt, komt eerst in de tweede plaats in aanmerking „(zie het Hoofdstuk „Die Brieftaubenpost" van den kapitein van „den Oostenrijkschen Gfeneralen Staf Canic in de Hittheilungen van „het jaar 1884). „Het veelvuldig wegblijven der duiven bij hare oefeningsvluchten „is m. i. zoo natuurlijk te verklaren, dat men zich daarover niet „behoeft te verwonderen. „Wat toch is de hoofdoorzaak, waarom de duif steeds naar haar til „terugkeert? „In de eerste plaats de geslachtsdrift (zie bovenaangehaald opstel), „voorts het bezit van eieren of jongen. Ontneemt men de duif de gele- „genheid om aan die aandrift te voldoen, dan is het zeer begrijpelijk, „dat zij na een geruimen tijd van sexueele onthouding op grooten „afstand van haar til opgelaten, hierin niet terugkeert, doch eene „gelegenheid zoekt om aan de geslachtsdrift te voldoen en daardoor „afwijkt of wegblijft. „Daarbij komt nog, dat het de groote vraag is, of die onthouding „zelf, in plaats van de krachten der duif te sparen, geen nadeeligen „invloed op haar uitoefent. Wanneer men bedenkt, dat bijv. bij „honden die onthouding dikwerf de zoo gevreesde hondsdolheid veroor zaakt, dan is het zeer wel mogelijk, zelfs hoogst waarschijnlijk, dat „ook de duif van die onthouding de nadeelige gevolgen ondervindt. „Brengt men nu nog in aanmerking, dat gedurende den tijd van „die gedwongen scheiding tusschen de beide geslachten, de voeding „zeer schraal en eentonig is, dan kan ook hierin wellicht eene reden „te meer voor het wegblijven bij de vluchtproeven gezocht worden, „omdat de duif misschien van die gelegenheid gebruik zal maken om „zich wat afwisseling in haar voedsel te verschaffen. „De duif moet dus goed doorvoed wezen om haar tegen dergelijke „verleiding bestand te doen zijn (zie ook de voordracht van den heer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 70