- 79 „Sedert geruimen tijd wordt algemeen ingezien, dat het Ind. leger, zal „het ten volle berekend zijn voor de zware taak, die het tot handhaving „van het Nederlandsch gezag in onze Ind. bezittingen heeft te vervullen, „versterkt dient te worden, niet alleen door verhooging der normale ge talsterkte, die nu reeds sedert verscheidene jaren tijdelijk is uitgebreid „tnet 1000 Inlanders en Amboneezen, maar ook door een betere organisatie „te geven aan het wapen der infanterie, de hoofdmacht van dat leger". Reeds deze praemisse is in alle deelen minder juist gesteld. Niet het geheele leger behoeft versterking, maar bepaaldelijk de infanterie-, dit is de les, die de geschiedenis der laatste jaren ons in hoogst ernstigen vorm voor oogen houdt. Niet door „verhooging der normale getalsterkte" kan de noodzakelijke krachtsvermeerdering verkregen worden, want die z. g. „normale formatie" heeft alleen op het papier waarde en of men haar verhoogt of vermindert is voor de sterkte der infanterie volmaakt onverschillig, zoolang de z. g. „tegenwoordige formatie" (de feitelijk geldende) ongewijzigd blijft. En deze „tegenwoor dige formatie" wijst sedert 1890 4000 man meer aan dan de „normale", een uitbreiding uitsluitend ten behoeve der infanterie en die men officieel w. i. w. tijdelijk noemt, omdat de Gouverneur-Generaal haar telkens slechts voor hoogstens 2 jaren kan toestaan, maar die niettemin van den aanvang af een duurzaam karakter heeft gedragen. Eindelijk spreekt de M. v. T. slechts in de laatste plaats van „een betere organisatie van het wapen der infanterie", terwijl dit toch, aansluitende aan de noodzakelijke sterkte-vermeerdering van het wapen, het eenige is, dat algemeen verlangd werd. De aangehaalde alinea der M. v. T., wilde zij op volle juistheid aanspraak maken, had dan ook moeten luiden: „Sedert geruimen tijd wordt algemeen ingezien, dat de Indische infanterie „belangrijk versterkt en beter georganiseerd moet worden". Maar, hoe eenvoudig deze waarheid ook zou geklonken hebben, in de M. v. T. ware zij misplaatst geweest, omdat de voorgenomen reorga nisatie in het geheel geen sterkte-vermeerdering geeft en dus den voor- naamsten eiseh, die bij erkenning van den feitelijken toestand onvermij delijk moest vooropgesteld zijn, niet vervult. Tot staving dienen ondervolgende cijfers, waarin behalve het wapen der infanterie, ook de infanterie-officieren der gewestelijke en plaatselijke staven zijn begrepeD

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 82