0FFIC1ERSVEREENIGING TOT ONDERLINGE ONDERSTEU
NING YAN NAGELATEN BETREKKINGEN.
In de Nos. 10 en 11 van den jaargang 1892 van het Indisch
Militair Tijdschrift komt een opstel voor over de Officiersvereeniging
tot onderlinge ondersteuning van nagelaten betrekkingen, waarin de
schrijver tracht aan te toonon, dat die Vereeniging bij de thans bestaande
bepalingen geen levensvatbaarheid bezit en waarin tevens voorstellen
in overweging gegeven worden, om daarin verbetering te brengen.
Met de beschouwingen omtrent de levensvatbaarheid der Yereeniging
noch met de in overweging gegeven voorstellen tot verbetering kan
ik mij geheel vereeuigen.
Omtrent de levensvatbaarheid der Vereeniging begint de schrijver
te zeggen, dat het geen betoog behoeft, dat de toestand der Vereeniging
thans5 jaar na de oprichting, volstrekt niet als normaal mag
beschouwd worden. Niettegenstaande deze verklaring wordt toch de
tegenwoordige toestand als grondslag der verdere redeneering aange
nomen en daaruit de conclusie getrokken, hoeveel van de actief dienende
en gepensionneerde officieren in de toekomst lid van de Vereeniging
zullen zijn.
Deze conclusie komt mij zeer gewaagd voor; niet alleen omdat die
cijfers gebaseerd zijn op geen normalen toestand, maar ook omdat
het m. i. niet te bepalen is, hoeveel officieren er in de toekomst lid
zullen zijn.
Evenmin als de Directie eener Levensverzekeringmaatschappij
kan bepalen, hoeveel personen zich bij haar zullen verzekereu, eveumin
is dit voor onze Vereenigiug te bepalen, waar de toetreding tot het
lidmaatschap geheel vrijwillig is.
Natuurlijk kan uit de statistieken wel bepaald worden, hoeveel
personen zich moeten verzekeren of hoeveel leden moeten toetreden,
opdat de Maatschappij of de Vereeniging levensvatbaarheid bezit.