323 reden waarom ik het bovenstaande aanhaalde„De heer v. W. „bepale zich ie den vervolge er toe om alleen vragen te stellen en „wachte met de beantwoording er van totdat hij eenen cursus „aan de schietschool (die destijds nog moest geboren worden) heeft „bijgewoond". In Februari 1890 werd ik gedetacheerd bij de Infanterie Schietschool te Meester-Cornelis en woonde ik den eersten vijfmaandelijkschen cursus bij, Onmiddellijk na beëindiging van dezen cursus vertrok ik met buiten- landsch verlof, dat ik voor het grootste gedeelte in Duitschland door bracht, alwaar ik eene bijzonder gunstige gelegenheid vond om in Spandau, aan de Duitsche Iufanterie Schietschool (1) veel van de werk zaamheden dier inrichting bij te wonen, zonder echter mij te verdiepen in berekeningen over kogelbanen in het luchtledige, grensparabolen, reeksen van den zooveelsten rang, interpolatieformules met behulp van de leerwijze der kleinste quadraten en dergelijke. Ik zoude dus thans, volgens bovenaangehaalde uitspraak (en ik herhaal hetslechts daarom kwam ik op die zaak terughet criterium bezitten om ook wel eens over onderwerpen betreffende het geweer en de schietoefeningen te mogen medespreken. Wie het laatste artikel van Fandio in No. 11 van den vorigen jaar gang 1. M. T. aandachtig gelezen heeft (en daarbij nog eens blz. 263 in No. 3 opstel Bundelvuur heeft opgeslagen) die zal wel de overtuiging gekregen hebben, dat Fandio niet die onbevoegde beoordeelaar is, die zoo'n groote onkunde van onze krijgsgeschiedenis aan den dag legt. Omtrent kapt. Merz wordt in een noot aan den voet van blz. 264 van het „Bundelvuur" gezegd, dat het van dezen beoordeelaar niet te verwonderen is, dat hij den tegenwoordigen toestand van ons leger niet kent, omdat hij zoo en zoo lang gedetacheerd was, enz. Nu, dit verwijt zal mij wel niet treffen, daar ik eene, slechts door ruim één jaar afgebroken, lange practische, in verschillende deelen van den archipel en in den meest verschillenden werkkring doorgebrachte (1) De gelegenheid was voor mij bijzonder gunstig, daar aan de inrichting verbonden was een mijner broeders, die reeds 12 jaar als kapitein en majoor aldaar werkzaam was, eerst als instructeur aan de schietschool en de laatste jaren als lid der „geweer- prüt'ungs-commissioneen onderdeel van die inrichting.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 326