341
gewijzigd naar Indische toestanden vinden wij echter de navolgende
voorschriften
Ad I. Van nieuw benoemde officieren, die nog geen 3 maanden
den officiersrang bekleedeu, wordt geen jaarlijkschc bcoordeelingslijst
opgemaakt.
Eene conduitelijst toch, die over een korter tijdvak loopt, heeft al zeer
weinig waarde, terwijl aan de opmaking van zoodanig stuk het nadeel
kleeft, dat zulk eene eerste inschrijving op losse gegevens geschroefd
nog vaak een beduidenden invloed heeft op latere beoordeelingen-
Bij het inschrijven van conduitelijsten ziet men maar al te vaak,
dat een ten onrechte als „goed ontwikkeld" officier nog jaren daarna
intelligent blijft, omdat hij nu eenmaal van een vorigen chef meer
dan gewoon ontwikkelde hersens meegekregen heeft en op dezelfde
wijze sukkelt een officier veelal een geruimen tijd, voor hem een
gesignaleerd karaktergebrek worde kwijtgescholden.
Nu een paar jaren geleden had ik een officier te beoordeelen, die
gedurende tal van jaren had te boek gestaan van eenige kennis van
de Javaansche taal te bezitten, terwijl hij volgens eigen verklaring
tittel noch jota dier taal kende en dan ook niet begreep, hoe ooit
zulk eene onjuistheid in zijne conduitelijst geslopen ware.
Ad II. Ontwijkende of twijfelachtige oordeelvellingen mogen in
de beoordeelingslijsten niet voorkomen.
Wij meenen ons te herinneren, dat ten onzent zulk een voor
schrift slechts bestaat ten aanzien der invulling omtrent de geschikt
heid al dan niet tot bevordering. Veel beter ware het dit voorschrift
geldend te verklaren ten opzichte van alle rubrieken der conduitelijst.
Ad III. Omtrent de kennis der wetten, reglementen en dienst
voorschriften betreffende het wapen of dienstvak van den officier
behoeft niets te worden vermeld, wanneer die kennis voldoende is.
Het stereotype„is voldoende bekend, zoowel theoretisch als practisch
,,met de reglementen en voorschriften, alsmede met de militaire
„wetten" zou dan voortaan niet meer behoeven geschreven te worden.
Ad IY. Het karakter moet worden geschetst, zooals het werkelijk