YEKEENIGING OF TOENADERING VAN DE OFFICIERS
KORPSEN IN NEDERLAND EN IN INDIË.
Het heeft mij zeer bevreemd, dat de op 29 April vau het vorige
jaar door den majoor van den Generalen staf F. J. Haver Droeze in
de Yereeniging tot beoefening van de Krijgswetenschap gestelde vraag:
„Is het wenschelijk en mogelijk om eene vereeniging tot stand te
brengen tusschen de officierskorpsen van liet Nederlundsche en het
Nederlandsch Indische leger'''' in de Indische militaire pers geheel
onbesproken is gebleven.
Afgaande op het bekende „Die zwijgt, stemt toe" zou men zeggen,
dat de officieren van het Ned. Ind. leger niets liever wenschten dan
een vereeniging met het leger in het moederland; zij echter, die de
meeningen kennen, welke omtrent deze zaak in Indië heerschen, zullen
het stilzwijgen op de voordracht in Krijgswetenschap eerder toeschrijven
aan een volkomen gemis aan instemming, gepaard aan het bewust
zijn, dat het niet. noodig is, veel over deze quaestie te praten, daar
zij toch in geen geval zal tot stand komen.
Hoewel ik daarvoor nu ook wel geen overdreven angst koester en
geloof, dat er nog heel wat water door de Tjiliwong zal moeten
loopen, alvorens eene inniger verbintenis tusschen de Nederlandsche
en Indische legers zal gesloten worden, acht ik het toch niet van
onpas, met een enkel woord terug te geven, wat hier in de koloniën
wel het oordeel over eene fusie is.
Op blz. 386 zegt de spreker:
„Door de opening van het Suez-kanaal en de geregelde stoomvaart werd
„de duur van den overtocht van Nederland naar Indië en omgekeerd, tot
„op ongeveer de helft verkort en het is niet onmogelijk, dat die duur nog
„verminderd zal worden.
„Ook de correspondentie tusschen Nederland en Indië werd veel beter
„geregeld. In 1871 kwam rechtstreeksche telegrafische gemeenschap tot