512
lijking ik niet wel mogelijk en zeker niet wenschelijk zou achten.
Na deze aan duidelijkheid niets te wenschen overlatende verklariu"
van den grijzen president van onze eerste en eenige Militaire Vereeni-
ging geloof ik dat zwijgen verder past.
Misschien dat over vijf-en-twin tig jaren de zaak nogmaals voor
beschouwing kan in aanmerking komen en dan daartegen minder
ernst,ge bezwaren zijn aan te voeren dan nu. Ik geloof echter, dat
i" de verhouding der beide legers in geen eeuwen verandering zal
zijn te brengen, immers, we staan hier - afgaande op allerlei kentee-
kenen voor een ongeneeslijk euvel.
Een Hoofdofficier.