87
Ten slotte wensch ik nog aan te teekenen, dat bij het Nederland-
sche Leger eene dergelijke Vereeniging reeds jaren bestaat en zich
steeds in een grooten bloei mag verheugen.
Waar bij het Nederlandsche Leger die Vereeniging op den steun
van bijna alle officieren mag rekenen, zoude dat dan ook niet het
geval kunnen en moeten zijn bij ons Leger? De band, die ons hier
onderling verbindt, is zeker even sterk, zoo niet sterker, dan die ginds
in het moederland en zouden wij dan twijfelen aan de levensvatbaar
heid van onze Vereeniging.
Onbekendheid met het ware karakter van de Vereeniging schijnt
mij de oorzaak te zijn, dat nog zoovele kameraden niet tot het
lidmaatschap toetraden.
Moge dit schrijven er toe leiden vele en vooral onze jongere
kameraden te overtuigen van het nut en de wenschelijkheid van het
bestaan onzer Vereeniging en hen er toe opwekken lid van de
Vereeniging te worden. Want zooals ook de. schrijver van het opstel
in den vorigen jaargang terecht zegt, de Vereeniging bezit geen
levensvatbaarheid, indien de jongere kameraden zich onthouden lid
er van te worden.
Dan moet de Vereeniging te gronde gaan, maar dan keert ook
de vroegere toestand weder, een toestand niet bevorderlijk aan het
hoog houden onzer positie in de maatschappij.
A. J. Hameester.