103 en onder die der O.I.C. gebracht, terwijl zulks niet het geval was met Flores. Sedert was Flores, of liever gezegd Westelijk-Fiores (Mangeraai) een twistappel tusschen Bima en Goa, en trachtte het eerste er zich van meester te maken. Deze oneenigheid tusschen beide rijken nam voor een korten tijd een einde, toen in 1727 een Bimasche prins met eene Goasche prinses huwde en deze Mangeraai als bruidschat kreeg. Een opvolger van den Goaschen troon weigerde echter deze schenking te erkennen, omdat er geen schriftelijk bewijs van bestond en zoodoende ontbrandde in 1732 wederom het vuur van den krijg. Na herhaaldelijk gepleegde vijandelijkheden van weerszijden op Man geraai, riep Bima de hulp in van de O.I C., die in 1823 Goa voor goed alle aanspraken op Flores ontzegde en Bima in het wettelijke bezit daarvan handhaafde. Toen in 1824 Soembawa onder het Gou vernement van Celebes en Onderhoorigheden kwam, werd ook Man geraai als onderhoorigheid van Bima hieronder begrepen Het handhaven van Bima door het Gouvernement in het wettig bezit van Mangeraai had ten doel dit gedeelte van Flores tegen de willekeur van Goa en tegen de zeeroovers te beschermen. De vor sten van Bima evenwel maakten misbruik van hunne verkregen rech ten, en exploiteerden de bevolking op vreeselijke wijze ten hunnen be hoeve. Niet alleen moet de bevolking van Mangeraai aan den radja van Bima schatting betalen, doch de Daloes zijn ook verplicht ieder een zeker aantal slaven te leveren, welke laatsten in het binnenland op de meest wreedaardige wijze opgevangen en door tusschenkomst van de radjas van Reo en Potto op even onmeedoogende wijze naar Bima worden getransporteerd. Doch verwonderen wij ons niet over dezen slavenhandel op dit eiland; reeds ten tijde der O.I.C. werd deze menschenhandel door haar op onmeedoogende wijze gedreven. De aan de kusten wonende Maleiers en Boegineezen waren de handlangers der O.I.C. en was Endeh het brandpunt van den slavenhandel. Aan de Zuidkust van Flores te Braai aan de baai van Endeh had de Compagnie zich reeds in 1691 gevestigd en beschouwde deze Dr. J. J. de Hollander, Land- en Volkenkunde, Deel II,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 114