105
N. gedeelte van het eiland Flores en voer een gedeelte over de
eilanden Andanara, Lomblem en Solor.
Het aantal rijken en radjas van Westelijk-Flores is niet inet zeker
heid op te geven. De radjas worden genoemd üaloes en zijn ouder
scheiden in Daloe-besar en Daloe-ketjil. Tot de machtigste en invloed
rijkste Daloes behooren die van Sita, Réo en Todo.
Het beheer van den radja van Bima over Westelijk-Plores, strekt
zich alleen uit over eenige voorname kustplaatsen met name Potta,
Reo, Barie aan de Noordkust en Nanga-ramo, Nanga-mboro en
Nanga-lilie aan de Zuidkust.
Ofschoon de bewoners van deze kampongs den Hahomedaanschen
godsdienst belijden, vindt men er nog vele heidenen.
Het binnenland is geheel onbekend en heeft zich, voor zooverre
bekend, nog geen Europeaan daarin durven wagen. Hetgeen men
van Westeljjk-Flores weet, is gegrond op de mededeelingen van den
heer I. P. Freijss, een handelaar, die in 1854 enkele plaatsen aan de
kust heeft bezocht. Deze wetenschap strekt zich alleen uit tot de
bekendheid met de namen van eenige kustplaatsen, mondingen van
rivieren en bergen. In het verslag der reis van den Controleur Hoedt
naar de Noordkust van West-Plores, T. I. T. L. en V. deel XXXVI
afi. 3, vinden wij, behalve het bezoek aan de kampongs Réo en
Potta, niets bijzonders omtrent de Noordkust vermeld, nog minder
eenige mededeelingen van het onbekende binnenland.
De bewoners van het gebied van Sikka zijn Christenen, Mahome-
danen en Heidenen. De Christenkampongs, die in Sikka worden
aangetroffen, zijn Sikka-besar, Nattgahar, Lilla, Nita, Maumerie,
Roebin, Woerin, Wolekolé en Paga.
De bevolking vau Larantoeka bestaat uit Christenen en Heidenen;
de eerste telt ruim 4000 zielen, De kampougs Posto, Larantoeka,
Lokeah, Gégéh, Kotta, Conga, Tengah zijn Chrisienkampongs.
Na deze inleiding gaan wij over tot de aanleiding der Flores-expeditie.
Ten einde met juistheid te kunnen nagaan op welke gronden is
besloten tot eene militaire expeditie naar Zuid-Flores, is het noodig
in de eerste plaats te weten, wat aauleiding heeft gegeven tot de
mislukte wetenschappelijke expeditie van den mijningenieur C. J. van
Schelle in de maand December van het jaar 1889.