08
Zuid- Oostzijde der baai tusschen deu vulkaan Rokka en het Langga
gebergte, werd de laatste, tevens de kortste, gekozen.
Na een zeer vermoeienden tocht werd de kampong Foan, eeno
nederzetting van de zooeven genoemde kampong Soei, bereikt.
Hier werd met de bevolking bespreking gehouden omtrent den te
volgen weg naar Langga, welke kampong gezegd wordt, nabjj de
tinstreek te liggen. Ofschoon de bevolking goedgezind was, scheen
zij weinig lust te gevoelen, de expeditie naar Langga te vergezellen,
als reden opgevende, dat zij op eenigszins gespannen voet met de
lieden van Langga leefde en dat het voetpad daarheen te moeilijk
was om de medegenomen goederen te transporteeren.
De bevolking raadde de expeditie dan ook aan, terug te keeren
en een anderen weg te volgen.
Den llen December werd de terugtocht van Foan ondernomen en
aan de monding der Aiméreh een bivouak opgeslagen.
Den 15en December werd dit weder opgebroken en nabij de Aiméreh
een voetpad ingeslagen, dat in N. O. richting leidde. Dit voetpad volgen
de en na vier diepe ravijnen te hebben overgetrokken, werden de eerste
Rokkaneesche huizen en tuinen ontdekt en daarop aargehouden.
(Deze tuinen zijn later bekend geworden onder den naam van Holé).
In den beginne heerschte de beste verstandhouding met de toege
snelde Rokkaneezen en werden onder hen kleine geschenken uitgedeeld,
waarvoor zij de expeditie behulpzaam waren in het aanbrengen van
water, katjang, oebie, laboe en lomboks.
Nadat door eenige lieden was beloofd, dat zij de expeditie den
volgenden dag verder zouden vergezellen naar Watoe-loko, werd
de nacht in de Rokkaneesche tuinen doorgebracht.
Den volgenden morgen werd weder opgebroken en de marsch
naar de vermoedelijke tinstreken vervolgd; doch in dien tusschen-
tijd hadden zich hoe langer hoe meer Rokkaneezen vertoond, waarvan
de meesteu met lans en klewang gewapend waren. Terwijl de
koelies nog bezig waren hunne vrachten op te nemen, werd de
expeditie plotseling door de toegestroomde Rokka.s aangevallen, wier
aantal tot op +150 inan was aangegroeid. De heer van Schelle
bekwam bij deze gelegenheid eene wond aan het achterhoofd en de
heer Kleian een klewanghouw over het voorhoofd.