131
uitgekomen„Iets over de schermkunst," door R. ten Seldam.
In zoover als zulks op dit opstel betrekking heeft, wil ik dat opstel
in 't kort behandelen.
Wat op blz. 348 (Ind. Mil. Tijdschrift, jaargang 1893) staat om
trent: „Degen en Sabel", beaam ik ten volle. Het onder „Geen onder
richt aan klassen" voorkomende, keur ik in 't algemeen goed, doch
ik acht het persoonlijk onderricht niet zoo noodig en voor ons leger
ook onmogelijk. Ja, zelfs kan ik me met klassenonderricht zeer goed
vereenigen. Het gelijkmatig getik is volstrekt geen gevolg van het
klassenonderricht, maar wel van verkeerd onderricht. Ook bij het klas
senonderricht kan en moet gevergd worden, dat alle stooten (houwen)
kort, krachtig en vlug worden toegebracht, zonder eeDige gelijkmatig
heid met de nevenlieden te vorderen.
Blz. 349. „Passen maken." Hieromtrent heb ik mijne meening
reeds gezegd. Ik wil gaarne gelooven, dat het in de rondte springen
bij het schermen goed ging in het zaaltje van den heer Hesse, maar
op het gevechtsveld, waar kuilen en hoogten zijn en gesneuvelden
en gewonden liggen, gaat dat minder goed en bovendien het doel
is: „voorwaarts."
Blz. 350. Het besprokene omtrent de lengte van den uitval is
zeer juist.
Het om beurten aanvallen is zeer zeker af te keuren, al is
het noodig, dat na iederen raakstoot de positie weer wordt aan
genomen.
Blz. 351. De drie punten op deze blz. genoemd, hebben het
volgende tegen
le. Als de strijdende partijen op alkaar inloopen, maken ze toch
halt, zoodra ze tegenover elkaar zijn gekomen. Ik zag zulks her
haaldelijk bij het partijschermen, waarbij punt le bepaald was.
Punt 2® is goed.
3®. Hieromtrentn.l. dat het gevecht gestaakt zoude moeten worden,
nadat de eerste volle stoot is toegebracht, deel ik de opinie van den
luitenant ten Seldam. Na iederen raakstoot worde echter de positie
aangenomen.
Blz. 351. Dat men in 't buitenland genoodzaakt zoude zijn de