136
ieder pas afgeëxerceèrd recruut dadelijk uit de vrije hand moet
schieten, op het midden van den onderkant der driemansschijf rich
tende, zonder dat dit midden gemarkeerd is aangegeven, en dus de
onhandige eerstbeginner dit zelf moet zoeken. De heer von Winnin°-
toch laat „de drie niets beteekenende oefeningetjes van de z.g. voor
oefeningen" geheel buiten beschouwing, omdat de recruut daaruit toch
niet leeren kan, en wel, let wel, omdat men den in het schieten nog
geheel onkundigen recruut op denzelfden lap linnen laat schieten.
Prachtig bewijs! Heeft de heer von Winning soms wat tegen linnen?
Tot zijne geruststelling diene dan, dat vaak gceniezakken worden
gebezigd tot aanmaak der schijven.
Ook het bezigen van het vizier „Klep op het voetstuk" bij die
oefeningetjes van de z. g. vooroefeningen vindt de heer von Winning
niet goed, omdat weer een prachtig bewijs wij een vizier van 150M.
hebben. Is het eenvoudige den heer von Winning niets waard, als
hij met weinig ontwikkelde menschen te doen heeft? Wat is nu
eenvoudiger dan dat de man, om op eene geheele reeks van afstanden
en doelen te schieten, slechts één vizier heeft te onthouden en te ge
bruiken?
Verder laat schrijver een man bij uitzondering nadenken, maar
diezelfde man heeft natuurlijk geen flauw begrip van kogelbaan en
verheffing, ook niet bij uitzondering en dit niettegenstaande een en
ander hem, op verkleinde schaal verzinnelijkt, bij het depótbataljon
is voorgesteld.
De menschen, die schrijver van het 2" Depotbataljon bij zijne
compagnie kreeg, hadden misschien weinig begrip van die zaken,
maar daarvoor is eene eenvoudige reden, n. 1. dat bij dat bataljon van
de voorbereidende schietoefeningen zeer weinig werk wordt gemaakt,
aangezien de menschen bij het afexerceéren zooveel onnutte zaken
moeten kunnen opdreunen, dat voor die gewichtigste aller oefeniugen
bijna geen tijd beschikbaar bleef. Zoo herinner ik mij, dat bij een
der compagniëen alle voorbereidende schietoefeningen, met uitzondering
van de vooroefeningen, ik wil zeggen de z. g. vooroefeningen met
scherpe patronen, in eene week werden doorloopen.
Ik schrijf dan ook als mijne volle overtuiging neder, dat de slechte
schietuitkomsten, waar die verkregen worden, veelal liggen aan ge-