KORT GESCHIEDKUNDIG OVERZICHT DER DRAAGBARE
VUURWAPENS EN DE TEGENWOORDIGE BEWA
PENING VAN EUROPA.
Vervolg van blz. 17).
IVe Hoofdstuk. Bewapening van Europa.
Reeds in het 2e hoofdstuk heb ik de eischen genoemd, waaraan
volgens Hebler een uitmuntend geweer moet voldoen. Wanneer wij,
alvorens de verschillende geweren te beschrijven, nagaan of er één
staat is, die de verschillende denkbeelden van Hebler heeft gevolgd,
dan blijkt dit niet zoo te zijn slechts hier en daar vindt men enkele
dier eischen, doch nergens treft men ze alle in een geweer aan. Of
de staten van Europa goed hebben gehandeld in het aannemen van
geweren volgens hunue eigene inzichten, of dat Hebler het meer bij
het rechte eind heeft, is niet uit te maken. Laatstgenoemde heeft
in zijn laatste („Das kleinste Kaliber oder das zukunftige Infanterie
Gewehr 1891") wel de voordeeleu van zijne uitvindingen opgegeven
en de nadeelen aan de tegenwoordige stelsels verbonden opgesomd,
maar niettegenstaande dat en hoe wetenschappelijk zijn werk ook
geschreven is, dringt hij zich te veel op den voorgrond.
Hij schildert zijne uitvindingen te mooi, zoodat de bijgedachte
ontstaat, dat Hebler niet alleen uitvinder maar ook fabrikant is. On
gelukkige resultaten der geweren in Frankrijk, Duitschland (ge
scheurde staartstukken), Engeland en Denemarken zijn natuurlijk
koren op zijn molen. Met het oog op al deze omstandigheden en de
nog niet voldongen quaestie van het rookzwakke kruit, zijn deze jaren
te beschouwen als het overgangstijdperk tot een geweer van het kleinste
kaliber met rookzwak kruit en wie weet of in dien tijd de denkbeelden
van Hebler in dien strijd niet de overwinning behalen.
De staten, die nu een nieuw geweer hebben aangenomen, zijn dan