J. M. Ente van Gils. 163 men den houder terug, waarbij de stelnok belet dat de patronen mee gaan, de houder werpt men weg of kan weder gevuld worden. Alhoewel oogenschijnlijk deze vulling gemakkelijk is, zoo is mij gebleken, dat in de practijk dikwijls de houder niet ingebracht kon worden door het niet goed plaatsen, of het niet recht naar beneden brengen, of dat de man de houder niet volkomen tot op het klosje naar beneden drukte, hem terughaalde en dus een of twee patronen wegsmeet. Ook heb ik gezien, dat de houder zoo krachtig ingebracht werd, dat hij klemde en er niet uit kon, zoodat de man, zenuwachtig geworden, zelfs met zijne tanden probeerde hem er uit te trekken, aan gezien hij begreep dat nu zijn geweer onbruikbaar was. Of de vuursnel- heid zooveel vermeerderd is, geloof ik niet, daar door 30 officieren en onderofficieren na eenige oefening per minuut 14 tot 18 schoten werden afgegeven, terwijl ik met het marinegeweer zonder overhaasting het tot 15 patronen bracht. Dat door langdurige oefening sommige onderofficie ren het tot een hooger aantal kunnen brengen is zeker, doch een gemid deld goed ontwikkeld man zal het niet boven de 16 patronen brengen. De munitie is in zooverre veranderd, dat de uitwendige vetting ver vallen en vervangen is door een vetprop, die van de lading is gescheiden door een druggetschijfje en van den kogel door een schijfje perkament papier. De vroegere patroon was even lang, had geen vetprop en was gevuld met 5 gram kruit, de huls was daardoor geheel gevuld. Hoe men hierbij nu de vetprop in de huls krijgt zonder de lengte van de patroon te vermeerderen, is een geheim der fabricatie. De oude losse patroon is vervallen, en vervangen door een nieuwe, die in uiterlijken vorm overeenkomt met de scherpe patroon. Zij bestaat uit een mes singen huls, van voren met tandvormige verlengstukken, die tegen elkander worden gedrukt en bij het ontbranden der lading naar buiten openbuigen. Zij bevat 2.5 Gr. buskruit N°. 2, waarop een schijfje drugget komt, daarop zaagsel en nog een schijfje drugget tot sluiting. Het maximum aantal patronen, dat de man meeneemt is 100, waarvan 24 in houders en 6 ledige houders, welke reservestukken, door een blik ken omslag en een band bijeen gehouden, in den ransel geborgen worden. Wordt vervolgd).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 174