166 dan worden de stellingen tot voor de ovens gereden, daar volgepakt en vervolgens weer naar het magazijn teruggebracht. Het werk gaat hierdoor niet alleen vlugger, maar ook het loslaten van de boven korsten der versche brooden komt minder voor, doordien het brood minder in de handen is. Met uitzondering van den directeur, bestaat het geheele personeel uit militairen. Deze worden telkens door andere vervangen, om op die wijze een voldoend aantal militaire bakkers te krijgen, die in tijd van oorlog de veldbakkerijen kunnen bedienen. De kelders der beide pakhuizen dienen tot opbewaring van gecon denseerde vivres, terwijl de zolders de meelvoorraden bevatten. De trappen zijn van ijzer en steen evenals de vloeren, waardoor het brandgevaar tot een minimum beperkt is, terwijl men bovendien door deze constructie bijna geen last heeft van muizen of ander ongedierte. Behalve brood wordt op de fabriek ook nog harde beschuit gebak keu. Het hiervoor gebezigde deeg bestaat op elke 250 KG uit 244 KG. tarwemeel, 2 KG. zout en 1 KG. grof en gemalen kar wij zaad. De hiervan gebakken beschuitjes zijn drie cM. lang, twee cM. breed en ongeveer één cM. dik. Naar men mjj verzekerde blijven ze, in zakken bewaard, drie tot zes jaar lang goed. Na den directeur onzen dank betuigd te hebben voor zijne uitleg gingen, verlieten wij de bakkerij en wandelden wij naar het „Be- kleidungsamt." Een Bekleidungsamt is gewoonlijk dat, wat wij in Indië een afdeelingskleedingmagaziju noemen, hier echter is het tevens een machinale schoen- en kleermakerij. Het is de nieuwste en op het oogenblik de beste inrichting van dien aard in üuitschland. Het personeel bestaat uit een luitenant-kolonel directeur, een majoor en een kapitein, allen gepensionneerden, uit een paar burgerbeambten werkzaam op het bureau van den directeur, een machinist en voorts uit een aantal kleer- en schoenmakers. De werklieden zijn soldaat. Bij hun indiensttreden moeten zij zes weken lang exerceeren en komen eerst dan op de fabriek. Hier werken zij op taak, is die taak afgewerkt, dan gaan zij met verlof. De schoen- en laarzenmakerij neemt een groot deel van de fabriek in beslag, door de vele werktuigen die op de ateliers gebezigd wor den. Over den omvang der werkzaamheden kan men eenigszius

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 177