172 de Nos. 100 van automatisch werkende waterclosets voorzien zijn. Eén ding trof mij echter bijzonder, n.l. dat bij het hospitaal geen apotheek was. Op mijn vraag waar dan de benoodigde medicijnen gereedgemaakt werden, antwoordde men, dat voor de gewoonlijk voorkomende ziekten, gereedgemaakte geneesmiddelen in voorraad zijn en dat, voor de zeer enkele gevallen dat men zich daarmede niet kan behelpen, men zijn toevlucht neemt tot een particuliere apotheek. Ook van het eten schijnt men niet zeer veel werk te maken; de zie ken krijgen kwart, halve of heele portie zonder meer; met extra voorschriften is men zeer karig. Hiermede had ik ongeveer alles gezien wat Lud wigsburg aan mi litaire instellingen voor merkwaardigs oplevert en keerde ik, na met mijn vrieudelijken geleider op onze kennismaking nog een fijne flesch gedronken te hebben, naar Stuttgart terug. Den volgenden dag zou ik eenige exercities bijwonen, waarvan evenwel niets kwam, daar het weder toen te slecht was. Per tele gram nam ik dus nog eens afscheid van de Duitsche kameraden, bedankte hen nogmaals voor hetgeen zij voor mij gedaan hadden en drukte de hoop uit hen in het najaar te zullen weerzien, in het geval n.l. dat het mij zou worden toegestaan, de Keizermanoeuvres bij te wonen, waartoe ik bij mijn terugkeer in Nederland het verzoek wilde doen. J. W. H. Roeder, lc Luit.-kwartierm. 's GravenhageApril 1893.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 183