175
waarop eea troepenaanvoerder vóór, gedurende en na het gevecht te
letten heeft."
Aan dezen eisch beantwoordt het voorschrift zeer gebrekkig. Wel
noemt het vele zaken, waarop bij het gevecht moet worden gelet'
doch deze staan het geheele voorschrift door verspreid.
Men vindt ze in de 48: 3e al, 1, 3: 4e al., 19: 5e al., 30:
3e al., 33: 3e, 4e en 6e al., 38, 40, 41: le al., 42, 43, 44: le en
2e al., 49: 3" al., 51, 52, 58: 2* al., 61: 1° al., 62, 68: 2° al., 72
2e al., 74: le en 2e al., 88, 95, 96: le al., 97 t. en m. 102.
6". „Het moet zich duidelijk uitspreken over den werkkring dei-
verschillende hulpwapens en diensten in het gevecht."
Aan dezen eisch voldoet het voorschrift in het geheel niet.
7e. „De voorschriften moeten in ruimen zin gegeven worden en
aan de verschillende aanvoerders de noodige vrijheid van handelen
laten in den geest van het voorschrift zelf."
Aan dezen eisch voldoet het Indisch voorschrift mede zeer on
volledig.
Wel wordt bij het aanvallend gevecht van het bataljon b. v. in
§49: le al gezegd, dat ieder C. C., mits hij zorg drage voor het
noodige verband en de vereischte samenwerking met neven- en voor
waarts geplaatste afdeelingen, bij de uitvoering der hem opgedragen
taak „vrij is in de keuze van opstelling, den vorm en de wijze van
beweging zijner compagnie," doch dit geldt slechts:
le. binnen de door het voorschrift zelf gestelde grenzen (§41leal.)en
2G. voor zoover door den B. C. niet anders wordt gelast (idem).
Bedenkt men nu, dat de B C. in verband met §48: 2e al. van het
voorschrift gelasten moet:
1°. in welken der drie vormen zal gestreden worden (§3: 1. al.),
2<=. de te volgen directie (§61: le al.),
3e. de richtingscompagnie (idem
4e. het oplossen in gesloten groepen (§63: le al
5e. het uitbreiden en aansluiten (§31: 2e al.),
6e. het openen van het vuur 32: 2e al.),
7e. de versterking der tirailleurlinie door de soutiens 101" al
dan blijft van die vrijheid die aan den C. C. werd gegeven niet veel
meer over dan het recht, om