181 i. dat toevoeging van b.v. twee stukken aan afdeelingen ter sterkte van twee compagnieën daar zeer nuttig kan zijn, j. dat vooral in Azië kleine afdeelingen op succes kunnen rekenen bij nachtelijke aanvallen op goed bewapende, sterk verschanste en talrijke tegenstanders, daar deze moreel steeds zwak en slecht ge disciplineerd zijn. Het komt mij voor dat deze regels, als men het geval van cava- lerieaanvallen uitzondert, waarvan wij alleen in Boni, en dan nog geringen last gehad hebben, voor den strijd tegen de Aziatische vol ken van den Indischen archipel even goed gelden als voor den strijd tegen die van het vasteland. Ze zijn echter voor ons niet geheel volledig, daar er b.v. in ge mist wordt k. dat bijzondere zorg moet gedragen worden voor den veiligheids dienst vóór, gedurende en na het gevecht, l. dat men steeds moet bedacht zijn op het beschikbaar houden van een reserve, m. dat bedreiging van den terugtocht meestal voldoende is, om den vijand tot ontruiming zijner stellingen te nopen en dat het af snijden van den terugtochtsweg den Inlandschen vijand tot wanho- pigen tegenstand brengt. Vele van deze regels zijn terug te vinden in ons voorschrift voor het gevecht, dat voor den strijd tegen den Inlandschen vijand over het geheel genomen van goede beginselen uitgaat. Rest thans nog ons voorschrift te beschouwen met betrekking tot hetgeen het behoort te bevatten en met betrekking tot de deug delijkheid der tactische beginselen, die er in zijn neergelegd. Het is mijne bedoeling daarbij telkens in korte hoofdstukken een gedeelte te behandelen en de daarin voorkomende bepalingen te ver gelijken met de gedeelten van andere gevechtsvoorschriften, die over hetzelfde onderwerp handelen, of ook wel met meeoingen van enkele tactische schrijvers. J. J. B. Fanoy. Wordt vervolgd Dl. II, 1893, 12

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 192