198 de mineurs en 200 dwangarbeiders, om de eerste band te leggen aan het begaanbaar maken van den eerlang te volgen weg naar Eko- feto en Wolo-wioe, welke weg door de gidsen was aanbevolen en die ook vroeger voor een gedeelte door den mijningenieur van Schelle en diens tochtgenooten was doorloopen. Deze weg liep in N. O. richting. De werkzaamheden van dien dag bepaalden zich tot het verbreeden en begaanbaar maken van het bestaande voetpad, het wegkappen en afbranden van alang-alang en struikgewas, opruimen van groote rotsblokken enz. meer. Dien dag werd er gearbeid over een afstand van 6487 M. tot nabij een zwaar en diep ravijn (Ai-waroe). Des morgens om 6 uur afgemarcheerd, kwam de patrouille des namiddags om 6 uur in het bivouak terug. Terloops zij hier aangemerkt, dat voor zulk eene gelegenheid aan den troep marschvoeding werd verstrekt, bestaande uit: hard brood of biscuit, sardines, kaas of ossengehakt, koffie en jenever. Den volgenden dag 20 Mei 6 uur v. m. rukte tot hetzelfde doel weder eene patrouille uit van dezelfde sterkte als bovenvermeld. De werkzaamheden vorderden tot aan een tweede ravijn over een afstand van 1200 Meter (Loko-boko). De patrouille keerde om 6 uur n. m. weder in het bivouak terug, zonder eenige ontmoeting met de Eokkaneezen te hebben gehad. Den 21en Mei werden de werkzaamheden van den vorigen dag wederom hervat; doch ditmaal gold het speciaal de beide ravijnen, waaraan meer dan buitengewone krachtsinspanning werd besteed om ze eenigszins geschikt te maken voor de transporten. Hierbij wordt aangeteekend, dat door het eerste eu tweede ravijn de beekjes Ai- waroe en Loko-boko stroomen, welke beekjes echter in den Oost- moeson geheel opdrogen. De N. O. helling van den eersten ravijnwand is zóó steil, dat zij op sommige punten 85° bedraagt. De Z. helling van den tweeden ravijnwand eveneens hier moest de weg zigzagsgewijze worden aangelegd, daar het anders voor de koelies schier onmogelijk was om de helling af te dalen en er tegen op te klauteren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 209