210
Het waren de bewoners der tegen de berghellingen staande ladang-
huisjes, welke lieden elkander waarschuwden, dat wij in aantocht
waren en tevens maatregelen namen om hunne hutjes te verlaten
en op Do terug te trekken.
In een ommezien waren de bergruggen en toppen in de nabijheid
van Do met gewapende Rokka's bezet; evenzoo de toegangswegen
naar Do.
Wegens het moeilijke terrein, werd er zeer langzaam voorwaarts
gerukt; de hooge alang-alang moest gaandeweg door de dwang
arbeiders worden opengekapt, en duizende randjoes, welke op en
bezijden het voetpad waren aangebracht, worden opgeruimd. Op
verschillende plaatsen van den te volgen weg, had de vijand kuiltjes
gegraven, deze met randjoes beplant en daarna zorgvuldig met
alang-alang en gras toegedekt; terwijl ter weerszijden van het voet
pad de alang-alang aan elkander was vastgebonden om den marsch
te vertragen. De Timoreesche hulptroepen, behendig en scherp
zinnig als zij steeds zijn, hadden spoedig deze hindernissen ontdekt
eu opgeruimd.
Om 10 uur v. m. bereikte de colonne den voet van de hoogte,
waarop de kampong Do lag. Hier aan den voet vau bedoelde hoogte,
verdeelde het voetpad zich in tweeën. De aan de voorhoede toege
voegde gids Ladja beweerde, dat men langs beide wegen Do kon
bereiken. Het eene voetpad, dat rechtstreeks naar Do leidde, ging
over rotsblokken steil omhoog; het andere scheen om den heuvel
heen te loopen, doch kon wegens de hooge alang-alang eu de weinige
begaanbaarheid niet worden waargenomen.
Intus8chen deed de luitenant Schmidhamer met 8 bajonetten en
eenige Timoreezen eene kleine verkenning langs dat voetpad. Hij moest
echter onverrichter zake' terugkeeren, omdat het pad hoe langer hoe
moeilijker werd. Terwijl de colonne aan den voet van den heuvel
uitrustte en de verkenning van luitenant 8. plaats vond, begon de dichte
drom van gewapende Rokka's, die zich voor den ingang der kampong
hadden geposteerd, langzamerhand te dunnen, en kwam hunne houding
ons toen zeer onbegrijpelijk voor. Op het moment dat de voortroep
zich en tirailleur oploste en over de aangelegde ladangs tegen den
steilen bergwand opklauterde, bevonden er zich niet meer dan vijf