213
rij bamboe betong op 1 Meter van elkander geplant, stevig verankerd
en met aarde opgevuld. Achter deze borstwering hadden eenige Rokka's
postgevat, die nu en dan op de onzen in het bivouak Do schoten.
Oogenschijnlijk van geene beteekenis, zoo kon deze kleine verster
king op dat moment niet worden benaderd, aangezien de vijand het
steile voetpad dat daarheen leidde met allerlei chicanes had ver
sperd. Eenige salvo's werden in die versterking gedaan, met dat
gevolg, dat de vijand aftrok en zijne stelling prijsgaf. Door den
hevigen regen, die kort na de vermeestering van Do viel, scheen de
vijand trouwens geen lust te gevoelen om ons langer te verontrusten,
zoodat het overige gedeelte van den dag en den nacht ongestoord
voorbijging. Dat de waakzaamheid voor dien nacht verdubbeld werd,
behoeft zeker niet vermeld te worden.
Den volgenden dag werd het bivouak verbeterdvan de bestaande
huizen werd een gedeelte, dat het vrije uitzicht belemmerde, afge
broken en opgeruimd, de overige woningen werden bruikbaar gemaakt
en ingericht tot troepen- en dwangarbeiderslogies.
Nadat wij ons een weinig op de hoogte hadden gesteld van het
omliggende terrein, werden wij eene tweede versterking gewaar, die
blijken droeg van nog kort geleden te zijn opgericht. Zij bevond
zich op eenen meer achterwaarts van Do gelegen bergrug, en zou
volgens den gids Ladja bestemd zijn om ons den verderen voortgang
naar Eko-feto te beletten. Op dezelfde wijze als de eerstgenoemde
versterking (noenoe manoe of vogelnesten geheeten) was de tweede
(tratoe soebèh of gebroken steen) echter veel hechter en sterker door
hare natuurlijk gunstige ligging. De palissadeering, uit zware bamboe
betong bestaande, had een gebroken vuurlijn, was tegen zware rots
blokken aangesloten, ten einde omtrekking te voorkomen en bood den
verdedigers eene veilige schuilplaats. Op de rotsblokken zelf waren tal
van groote en zware steenen zoodanig op elkander gestapeld, dat
de verdedigers slechts de touwtjes, waarmede de steenen waren bijeen
gehouden, hadden door te snijden, om deze met een duizelingwekkende
vaart den bergrug af, over het voetpad te doen rollen en de beklimmers
te verpletteren.
W ordt vervolgd).
Dl. II, 1893. 14
P. O. SCHMIDHAMER.