220
namelijk, dat zij onmachtig zijn de correctie te bepalen, als alle schoten
met eene bepaalde opzethoogte in dezelfde richting vallen. Üe meest
waarschijnlijke waarde van de kans voor een plus- of minschot is dan,
zoo men althans de resultaten, die met naburige opzethoogten zijn
verkregen, buiten rekening laat, gelijk 0 of 1, wat overeenkomt met
eene ligging van het gemiddeld trefpunt op de grens der spreiding.
De theorie der fouten is echter niet in staat die grens te bepalen, en
dit wel om de eenvoudige reden, dat zij, hoe volmaakt overigens
ook, slechts eene benaderingstheorie is, die geenszins met de exacte
wiskunde op eene lijn kan worden gesteld.
Vuurt men bijvoorbeeld met de opzethoogte voor 1000 M., dan is
de kans om een punt te treffen, dat 1000 kilometer verder is gelegen,
niet zeer klein, zooals de theorie aangeeft; die kans is absoluut nul;
het verschijnsel is onmogelijk; even onmogelijk als het is om 1000 M.
achter den vuurmond te treffen. Wij zijn nu eenmaal gewoon een
afstand van 2LS50 vóór en achter het gemiddeld trefpunt als de
grens der spreiding te beschouwen; doch zonder ook maar eenigszins
in strijd met de theorie te geraken mag men, en dit met evenveel
recht, 3, 4 of 5LS50 als zoodanig aannemen.
De ware grenzen kennen wij niet en de theorie geeft die niet aan.
Omtrent de grootte der aan te brengen correctie verkeert men dus
geheel in onbekendheid en wij meeuen gerust te mogen zeggen, dat
dit het bederf van alle schietregels is. Vooral bij het indirecte vuur
komt dit in sterke mate uit.
Bij toepassing van het door ons voorgestane beginsel vervalt dit
bezwaar, en wordt het samenstellen van schietregels even eenvoudig
als die regels zelve.
Keeren wij na deze uitweiding tot ons eigenlijk onderwerp terug.
Zal eene opzethoogte juist wezen, dan behoort de kans voor een
plus- of minschot gelijk te zijn en niet gelijk bij g en k J- i p.
Om derhalve tot de juiste opzethoogte te geraken, behoort men eene
zoodanige correctie aan te brengen, dat de kans voor een minschot
met k en die van een plusschot met g met p vermindert; m. a. w.
men behoort over te gaan tot i (g-\-k). Halveeren is alzoo de
natuurlijke weg om eene goede opzethoogte te bereiken.
Om de kans te berekenen, dat het gemiddeld trefpunt der opzet-