226 minder juist worden en de invloed der twee plusschoten met g ver kregen zich steeds minder en minder op Wjt doen geVoelen, tot einde lijk het punt bereikt is, waarop beide gevallen volkomen gelijk staan. Bij een nog grootere nauwe grens zal de opzethoogte k voor het geval k1-, g -)f- de voorkeur verdienen. Stellen wij in de formule voor Wxx 1 p dan komt er: W1(? fc)=0_+pV(dx Hieruit volgt, dat W7c of en W k) zich verhouden als (1 -f- 2 p)2 tot (l -j- p)4. Stellen wij in deze verhouding p l, dan komt er: Wfc. Wi/ (y k) 1; 1-042, waaruit blijkt, dat de opzethoogte (gr -f- k) slechts zeer weinig beter is dan k of g. Het verschil is zelfs zóó gering, dat het niet gerechtvaardigd mag heeten daarvoor te corrigeeren en het beter moet worden geacht met g of k (de laatst gebezigde opzethoogte) door te vuren. Voor eene zoo onbe- teekenende vermeerdering van trefkans corrigeert men niet. Het vuren met (g -f- k) moet derhalve, zoo de nauwe grens klein is, eene geheel overbodige complicatie der schietregels worden geacht, die zonder eenig bezwaar vervallen kan. e) kb<7 H Volledigheidshalve dienen wij nog dit geval te behandelen, aange zien de vroegere Leidraad, die thans nog in Indië gevolgd wordt, steeds herhaling der nauwe grensschoten voorschrijft. Volledigheids halve, want zoodra men met lc of met g -j- verkregen heeft, moet men blijkens het voorgaande met die opzethoogte door vuren en kan het hierbedoelde geval zich nimmer voordoen. Wij hebben hier. en stelt men hierin x dan komt er W, W„ dx. 2 1 5p 10p* 10p3 5p» p"' o x(l x)(x p)(l -t-p x) dx x(l x)(x p) (1 +p x) dx x X (1 x) (X p, (1 p x) dx t1 5P 5P3 P5 9 8 1 5p2 H- 5p3 p5 Ueze vorm wordt voor p gelijk aan nul; bij eene zoodanige

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 237