266 Nog zwaarder drukt echter in den regel de onvoldoende kennis aangaande den tegenstander; die wreekt zich in nederlaag en noodeloos verlies van menschenlevens. Aangaande de punten, waarop men bij de verkenning van eene vijandelijke stelling vóór een gevecht te letten heeft, zou men kun nen zeggen, dat het gevechtsvoorschrift als zoodanig moet aangeven le. de plaatsen waar de vleugels gelegen zijn en de hoofdrichting van de stelling in front, 2e. de gewichtige punten in en nabij de stelling, 3e. de aanleuning der vleugels, 4e. de strooken, waarlangs men de stelling in front en op de flanken kan naderen, 5e. de al dan niet aanwezigheid van hindernissen en haren aard, 6®. de mogelijkheid tot omtrekking of omvatting, 7®. de vijandelijke artillerieopstellingen, 8®. de verdeeling der vijandelijke infanterie over de stelling in eerste, tweede linie en in reserve, 9®. den waarschijnlijken terugtochtsweg van den vijand, 10®. de gedeelten, waarover de vijand offensief kan optreden, 11®. de beste opstellingen voor de eigen artillerie, reserven, muni- tiecolonnes, ambulance en trein, 12®. den besten terug'ochtsweg en opnamestellingen. Hoe wordt nu zulk eene verkenning het best verricht? Aangenomen dat de cavalerie is vooruit gezonden, heeft deze tot taak zich in de eerste plaats omtrent punt 1, de noodige gege vens te verschaffen en daaromtrent zoo spoedig mogelijk te berichten. Gelukt het haar deze taak goed te vervullen, dan is daardoor alleen reeds een groot deel van het succes aan haar te danken. In den regel zal de cavalerie alleen dit echter niet kunnen en zal de bevelhebber daarvoor ook iufanteriedetachementen en de artillerie in werking moeten brengen. In elk geval is het goed, om voor deze verkenning een stafofficier aan de cavalerie toe te voegen. Tegelijk met het zoeken naar de vleugels der stelling wordt gelet op de begaanbaarheid van het terrein, de aauleuning der vleugels,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 277