271
stafofficieren ook in dezen dikwijls moeten ontberen. Het is voor hen
dus zaak zich goed rekenschap te geven van de eischen waaraan te
verdedigen stellingen moeten voldoen, daar uit die eischen van zelf
voortvloeit, waarop men bij hun verkenning te letten heeft.
Ons gevechtsvooraehrift ziet die noodzakelijkheid ook in. Het
geeft in 39 den eersten eisch aan, waaraan eene defensieve stel
ling moet voldoen: „gelegenheid om het voorgelegen terrein goed
onder vuur te houden."
„Verder moet voor verband tusschen de troependeelen worden
gezorgd en op aanleuning van een of van beide flanken worden gelet,
al naar gelang men actief of passief verdedigt. In het eprste geval
moet gelegenheid bestaan tot aanvallend optreden op één der flanken
en, als dit kan, ook voor het front."
Het lijdt geen twijfel of de in het voorschrift genoemde eerste
eisch is de voornaamste. Immers de kracht der verdediging berust
voornamelijk op de uitwerking van het infanterievuur, die zoodanig
is dat, gelijk het Duitsche voorschrift zulks zegt: „goed schietende
infanterie eiken frontaanval door haar vuur kan afwijzen, terwijl de
aanvaller daarbij zulke groote verliezen zal lijden dat hij, eenmaal
afgewezen zijnde, den aanval niet licht opnieuw zal beproeven
Het gevolg van deze waarheid is dat elkeen, die tegenwoordig eene
stelling aanvalt, zal trachten dit op een der vleugels te doen, waar
uit weer voortvloeit dat elkeen, die verdedigt bijzondere zorg dragen
moet om de vleugels zoo sterk mogelijk te maken, hetzij door aan
leuning, hetzij door open schootsveld, hetzij door steike bezetting.
Gelegenheid tot aanvallend optreden moet in elke stelling aanwezig
zijn, ook al verdedigt men zich passief; men kan nooit weten waar
dit goed voor is.
Het uitbreken uit het front is altijd gevaarlijk; de tegenaanval is
dan zelf een frontaanval, die toch altijd de minste kans van slagen
heeft.
Op verband tusschen do troependeelen moet natuurlijk worden
gelet, doch is het hier meer zaak om op verband naar achteren dan
op verband zijwaarts te letten.
Zeer terecht zegt het Nederlandsche voorschrift dan ook, dat het
geen vereischte is dat eene te verdedigen stelling een aaneengeschakeld