272
geheel vormt. De punten van waar het vóór- en tusschengelegeu
terrein goed te bestrijken zijn moeten sterk, andere voor de vuur-
uitwerking minder gunstig gelegen gedeelten worden niet, of' slechts
zwak bezet.
Het Nederlandsche voorschrift hecht dus niet zoo heel veel aan
het verband tusschen naast elkander opgestelde troepen, wel aan het
verband tusschen de wederzijdsche troepencommandanten, die, zooals
het Fransche voorschrift zulks uitdrukt: „op hun eer" tot samen
werking' zijn verplicht.
Verband naar achteren daarentegen is altijd noodig. Zij wordt
het best verkregen door het maken van communicatiën tusschen de
reserven en de bezetting der voorste linie, in de eerste plaats naar
de gewichtigste punten der stelling.
Wil men nu de eischen waaraan een ideaalstelling voldoen moet
opnoemen, dan zijn deze in volgorde van hun gewicht:
1°. open schootsveld tot op den werkzamen granaatkartetsvuur afstand,
2e. uitgestrektheid evenredig aan de sterkte van den troep,
3e. gedekt terrein achter de stelling,
•le. domineering van het voorterrein,
5e. bezit van een offensieven vleugel,
6e. goede aanleuning van den defensieven vleugel,
7e. goede gemeenschap tusschen de voorste linie en de achterwaarts
opgestelde troepen,
8°. moeilijk begaanbaar terrein voor het zuiver defensief gedeelte
der stelling,
9C. bezit van tactische steunpunten in de voorste linie,
10e. terugtochtswegen recht naar achteren,
lle. aanwezigheid van eene goede opnamestelling op den werkzamen
granaatkartetsvuur afstand achter de voorste linie,
12c. goede dekkingen voor de infanterie en de artillerie,
13e. aanwezigheid van eene goede hindernis op 50 a 100 M. vóél
de voorste linie over het defensieve deel der stelling.
Het spreekt vau zelf dat eene stelling, die aan al deze eischen
voldoet, in den bewegingsoorlog zelden zal gevonden worden. Meestal
is het daarbij zaak om eene stelling te vinden, die zoo goed moge
lijk aan deze eischen beantwoordt.