274 Behalve op de verkenning der stelling zelve moet de verdediger ook bedacht zijn op de verkenning van den aanrukkenden vjjand. Uit die verkenning moet de bevelhebber nagaan, in hoeverre zijne voorstelling van de wijze waarop en de richting van waaruit de stel ling zal worden aangevallen al dan niet de ware is. Dat tweede gedeelte van de verkenning vóór een defensief gevecht vloeit weer geheel samen met de z.g. inleiding van het gevecht. De goede uitvoering van dat gedeelte is veel gewichtiger dan de goede keuze der stelling. Om er aan te kunnen voldoen is het noodig, dat de verdediger beweeglijk is en dus met zijne cavalerie ten mioste offensief verkent. Kan dit niet, dan moet hij trachten uit observatieposten den op- marsch van den vijand na te gaan, om gegeveiiB te verkrijgen voor de verdeeling van zijne troepen in overeenstemming met zijn plan van verdediging, hier dus ook het gevechtsplan. Wordt vervolgd). J. J. B. Fanoy.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 285