294
étape worden gevestigd en hiervoor achtte de kapitein van Baarda
eene voorgelegen hoogte, Watoe-loko genaamd, bijzonder gunstig,
ook omdat van daaruit de versterking op de Sè-Kèngè met goed
gevolg zou kunnen worden beschoten.
In verband hiermede vertrok in den avoud van den 10™
Juni de Gouvernementsstoomer „de Zwaluw" naar Macassar met berich
ten omtrent den stand der zaken en met het verzoek om versterking.
In afwachting der aangevraagde versterking werd in de drie bivouaks
flink doorgewerkt aan het verbeteren van troepen- en dwangarbeiders-
logies (materialen hiervoor waren reeds in groote hoeveelheid aan
gebracht), en het meer in verdedigbaren toestand brengen der posten.
Waren de bivouaks in den beginne geheel open, had Wai-mokeh eene
onbeduidende pagger van waroestokken, waardoor het het aanzien had
van een hertenkamp en Wawa eene verhakking, later werden zij
geheel omringd door eene staande ijzerdraadversperring (stekeldraad).
Is het maken van eene ijzerdraadversperring in gewone omstandig
heden reeds moeilijk en vordert zulk een werk geruimeu tijd, zooveel
te meer werd dit ondervonden wegens totaal gemis aan de noodige
materialen en gereedschappen.
Langzamerhand verdwenen de tijdelijke hutjes, en verrezen in de
plaats daarvan behoorlijke bamboe barakken, welke door de zorg van
de mineurs werden opgezet.
De houten en ijzeren barakken, die inmiddels waren aangekomen,
bleven voor het grootste gedeelte in het strandbivouak achter, omdat
het opvoeren der gebinten zoo bezwarend was.
Den 16en Juni gelukte het aan de Timoreesche Alfoeren op een
hunner zwerftochten in de naburige huizen een Rokkaneeschen jonge
ling van ongeveer 14 jaar levend gevangen te nemen, maar ofschoon
er door bemiddeling van Ladja en Tjatja getracht werd van hem
iets naders van den vijand te vernemen, zoo mocht het ons niet
gelukken meerdere inlichtingen te bekomen, dan reeds verkregen
waren. Omtrent het vraagstuk der vindplaats van tin, bleef hij
totaal gesloten en zeide dat het ten hunnent aanwezige tin afkom
stig was vau hunne voorouders (poesaka).
Eenige dagen na de vermeestering van Do werd bericht uit Endeh
ontvangen, dat Bara-Noerie, ontslagen orang kaja van die plaats,