313 heeft, is dus de kans, dat men in een groep van s schoten vóór en j3 achter krijgt gelijka,B^, xa (1x):3 Blijkens de vorige beschouwingen is de kans a priori, dat deze veronderstelling juist zal zijn 6 x (1x) dx. De gevraagde kans a priori is bijgevolg: 6 i— x K 1 (1 x) ?+1 dx waaruit verder door toepassing van het theorema van Bcujes wordt gevonden 1 1(i-*) P+Iai dx en stelt men hierin x dan x a+i(i-x) ^+idx vindt men na eenige herleiding voor de kans, dat de gebezigde opzet- hoogte de juiste zal zijn: Wi (I)8 2dx 2 «3+1)' Volgens het aangenomen grondbeginsel nu, dient er gecorrigeerd te worden, wanneer de waarde van Wj voor eene bepaalde verhouding tusschen a. en jS kleiner wordt dan dx. Om de gevallen te leeren kennen, waarbij dit plaats vindt, komt men op de snelste wijze tot het doel door a respectievelijk 0, 1, 2 enz. te stellen en daarna voor |3 die waarden te substitueeren, van welke men onderstellen mag, dat zij in de nabijheid van de gezochte waarde liggen. Wij achten het echter overbodig hier de langwijlige becijferingen te verrichten, welke daaraan zijn verbonden en zullen ons er toe be palen de uitkomsten ten aanzien van de eerste twintig schoten hier te laten volgen a' 3' V 6—7-öT- x (1 - x) yy dx (1 x) (cc 2) (oc -f- 3)(8 2) (s 3)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 324