327 Niet zelden toch worden de eersten de besten, die bij de hand zijn, daartoe genomeneene onverantwoordelijke, lichtzinnige daad van de zijde van den uitdager of uitgedaagde, die integendeel daarvoor dienen te kiezen bezadigde, verstandige, ervaren mannen. In geen geval mogen daartoe bloedverwanten in den eersten graad (vader, broeder of zoon) genomen worden, ook niet zij, die in on middellijke betrekking tot de zaak in quaestie staan. De duurste plicht van secondanten nu is, de zaak in der minne bij te leggen op eene voor beide partijen eervolle manier, dus het duel te voorkomen. Eene zoodanige oplossing is in de meeste gevallen mogelijk, wanneer èn beleedigde, èu beleediger, èn secondanten slechts indachtig zijn, dat eene voldoening volstrekt niet altijd in een duel behoeft te bestaan, maar integendeel in den, aan eiken man van eer opgelegden plicht, om het gedane onrecht in te zien, dit te bekennen en er zijn leedwezen over te betuigen. Gelukt het nochtans niet, de zaak in der minne te schikken en valt de aard van het geval naar de meening der secondanten ten eenenmale niet in de termen, om het door de chefs middels het re glement van krijgstucht of eenen raad van onderzoek, dan wel door eenen krijgsraad te doen afhandelen, dan moeten de secondanten uitmaken, wie de beleedigde is, aan wien de keuze der wapenen gelaten is. Bij dit laatste zij men er indachtig op, dat bij eenvoudige en grove beleedigingen, in den regel geen pistool met getrokken loop en nooit of te nimmer een pistool met sneller aan den trekker mag worden gebruikt. Yoorts hebben de secondanten er zorgvuldig voor te waken, dat niemand buiten hen, iets van het te houden duel te weten kome. Zoo overkwam het ons eenmaal, dat twee luitenants ons des avonds ten 8-| ure (wil hierbij niet uit het oog verliezen, dat wij de bataljons commandant waren van den uitdager) om raad kwamen Vragen, hoe en wat zij te doen hadden, nu een kapitein hun gevraagd had, als zijn secondanten op te treden. Een dier officieren-secondanten was bovendien er officieel mede bekend, dat de beleediging in quaestie reeds gedurende een paar dagen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 338