berusten die stukken geheel op de inzichten van één enkel persoon den auditeur-militair. Zooals deze de zaak opvat, wordt zij aan het H. M. G. voorgedragen, zonder beschouwingen en aanteekeningen van andere zaakkundigen, die het wellicht met hem oneens zijn. Weliswaar wordt de auditeur-militair door twee officieren-com missarissen op de vingers gekeken, of wel wordt geheel het onderzoek (buiten de residentie van den krijgsraad) door officiereu gevoerd, maar de auditeur is en blijft als rechtsgeleerde den officieren de baas; gewoonlijk vervullen de commissarissen zwijgende rollen in het onder zoek, of wordt het door officieren gehouden onderzoek aangevuld door zijne vraagpunten. In alle gevallen gaan dus de stukken naar het H. M. Gr. in den geest van den auditeur-militair ingekleed behalve het vonnis, geeft geen enkel stuk de overwegingen van den krijgsraad te kennen. Het Hoog Militair Gerechtshof moet dan ook blijven wat het is, een gerechtshof, eene hoogste instantie, hoofdzakelijk dienende tot revisie van vonnissen. Het mag in 'c geheel niet als rechtbank en zooals de rechtspraak nu is geregeld, zelfs niet als hof van appèl optreden. Ik zal niet uitweiden over de onmogelijkheid van het instellen van krijgsraden uitsluitend uit rechtsgeleerden samengesteld, het ka rakter der delicteu, gevoegd bij de beginselen die een niet-militair kan zijn toegedaan, geven genoegzaam te kennen dat eene dergelijke instelling het begrip discipline al spoedig in het leger tot het ver leden zou doen behooren. Zoolang het militairisme zal bestaan, zullen steeds de officieren als rechters moeten optreden over militaire delicten, m. a. w. aan het militairisme is de krijgsraad innig verbonden. Men kan dus niets anders doen dan trachten dezen te verbeteren, zóó, dat het niet meer noodig zal blijken door al zijne vonnissen eene inktlijn te halen, zóó, dat de officieren die er zitting in nemen niet meer het gevoel hebben stroopoppen te zijn, maar werkelijk door drongen worden van de hoog ernstige taak, die zij volgens eer en geweten hebben te vervullen. Mijn ja is ja, mijn neen is neen, moet hunne leus zijn, men zou daarentegen, zooals de toestand nu is, gaan zeggen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 344