339
De veer houdt de groote klep ia de verschillende standen. In de
groote klep is ook het standvizier aangebracht; deze klep is voorzien
van een vizierschroef, die, door op de lip te drukken, verschuifbaar
is en op de verschillende afstanden kan gezet worden. Schuif en lip
zijn gekarteld. De afstanden, waarop het vizier gesteld kan worden,
zijn de volgende:
250M. Standvizier (groote klep neergeslagen).
350M. Kleine kiep opgezet.
450 tot 2050M. Groote klep opgezet en wel zoo, dat op 450M.
de vizierschroef geheel is neergelaten.
500 tot 1850M. De vizierschroef wordt op de getallen die
de lange vizierverdeelingen aanwijzen, of op de kortere
daartegenover aangebrachte halve strepen geplaatst.
2050M. Bovenkant van de klep.
Het sluitstuk dient om het geweer af te sluiten, patronen aan te
brengen en af te vuren, zoo ook om de hulzen uit te halen en uit
te werpen.
Het bestaat uit het staartstuk met grendelopsluiter, den grendel,
den trekker met toebehooren en het magazijn.
Het staartstuk.
Het staartstuk dient ter opname van den grendel en bestaat uit
een kop, waarin een gleuf is, om de nokken van den geleider in op
te nemen (deze nokkea dienen met den loodrechten tap onder den
kop, om den terugstoot op te vangen), de ligplaats voor de patronen
met de doorlating van het magazijn, de gleuf voor de nok van den
geleider met de gaten voor de nokken van den grendelopsluiter,
het gat voor de trekkernok, het gat voor de kruisschroef, de sponningen
voor de geleidernokken en de gleuf voor den neus van den haan.
De grendelopsluiter e komt met de stuitingsnok 13 en den neus
14 binnen het staartstuk uit, door de eerste wordt de achterwaartsche
beweging van den grendel begrensd, terwijl de tweede dient om den
uitwerper bij achteruitgebrachten grendel voorwaarts te bewegen.
De grendelopsluiter is tusschen twee nokken, aan de linkerzijde van
het staartstuk bevestigd en draaibaar om een spil, terwijl een spi
raal veer, die in de komvormige ligplaats 12 is aangebracht het