342
De ontlaadstok is korter dan bij de vorige geweren en van
onderen voorzien van schroefdraad om hem in de lade te draaien;
van boven ia hij voorzien van een kop, waarin een schroefmoer
gesneden is, om twee of meer stokken tot een geheel te vereenigen)
benevens twee insnijdingen voor het inbrengen van een lapje of eenig
werk.
Het beslag.
Dit bestaat uit den bovenhand met schroef en een nok voor den
dolk, de bovenbandveer, den onderband met beugel voor den ge-
weerriem, het moerplaatje voor den ontlaadstok, de ligplaats voor
den tap 11, de verbindingsschroef 2, de kruisschroef met kanaal 42, den
klembeugel voor den riem met twee schroeven 43, de kolfplaat met
twee schroeven, den geweerrietn met klembeugel 43, de mondingskap,
die dient om monding en korrel, zoo ook de ziel te beschermen.
De haansleutel dient om den grendel uit elkander te nemen en
weder in eikander te zettenper 3 geweren één sleutel.
Op de 10 geweren wordt één schroefdraaier verstrekt. Verdere
gegevens komen voor op de tabel achter de beschrijving der ver
schillende geweren gevoegd.
Werking.
Het geweer is afgevuurd, het magazijn gevuld, de haak van den
patroontrekker grijpt in de inkerving van de patroon. Bij de draaiing
van den knop van rechts naar links kan de haan niet mede draaien
en wordt de slagpin gespannen, daar de tand van den haan uit
de insnijding van den geleider en in de rust 23 komt, waar hij
vastgehouden wordt. De geleidernokken 20 komen uit hare lig
plaatsen.
De nok van den afsluiter is door den geleider vastgegrepen,
waardoor deze gedwongen is de achterwaartsche beweging van den
geleider te volgen, wanneer de huls uitgetrokken wordt. Bij het
achteruitbrengen van den grendel loopt de neus 27 van den haan
over de trekkernok 38 heen, die door de werking van de trekkerveer
weer hoorbaar naar boven schiet. Het achteruitbewegen van den