349 - alleen de som van het arbeidsvermogen gevorderd om de gezamenlijke massa te bewegen vergroot, maar de bestaande harmonie tusschen de verdeeling van last over kracht wordt verbroken. Streven van de dressuur is nu immers, om het evenwicht te herstellen; daartoe is noodig ontwikkeling van zekere spiergroepen, wijziging in de hou ding van sommige deelen, vermeerderde en hier en daar vermin derde buigzaamheid. Om te weten hoe men het verbroken evenwicht zal herstellen, moet men weten door welke voorwaarden het bestond vóór de ruiter was opgestegen, op welke wijze, dat wil zeggen in welke mate en in welke richting het door het bestijgen werd ver broken. Een en ander is slechts mogelijk door een onderzoek naai de ligging van het zwaartepunt van het paard en dat van ruiter en paard te zamen onder verschillende omstandigheden. Het zwaartepunt is het aangrijpingspunt der resultante van alle krachten, die de zwaartekracht op het paard uitoefent. Het is, empi risch gesproken, het punt waar men, het paard willende oplichten het zou moeten ondersteunen om het te doen zweven zonder het te doen vallen. Wanneer men het midden van de 8e rib rechts en links door een horizontale lijn vereenigt, ligt het zwaartepunt op het mid den dier lijn. Geringe afwijkingen naar voren of achteren komen individueel voor, in verband met het verschil in bouw. Het zwaar tepunt ligt dus geenszins op het midden der lengte van den romp maar, tengevolge van het overwicht van hoofd en hals, vrij veel meer naar voren dan dat midden. De voorste helft van het lichaam is dus zwaarder dan de achterste. Volgens Goubaux en Barrier is de verhouding als 1.37 tot 1 vol gens Raabe en Bonnal 1.46 tot 1, volgens Morris en Baucher 1.207 tot 1, volgens het gemiddelde van 32 wegingen van generaal Morris was de voorste helft van het paard zwaarder dan de achterste en dus de verhouding als 1.1 tot 1. Gaan wij nu na welke wijzigingen in de ligging van het zwaarte punt en in de verhouding der zwaarte van de voorste helft der 1) Wel is waar zijn er 18 ribbeD, maar de 8e van voren ligt aanzienlijk vóór het midden van den borstwand, omdat de eerste 8 a 10 ribben veel dichter bjjeen liggen dan de overige,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 360