851 hand, dus ongeveer de verhouding van tot De africhting moet er o. a. naar streven de gevolgen van die evenwichtsverbreking te neutraliseeren. Dit nu wordt, in groote trekken, bereikt door den rug te doen nageven, wat gevorderd wordt voor een veerkrachtig, ver ondergrijpen der achterbeenen, door hoofd en hals op te richten en terug te schuiven. De achterhand moet meer arbeid verrichten en zwaarder worden belast dan bij het onbestegen paard, omdat het evenwicht ten nadeele van de voorhand is verbroken. Ik laat op het oogenblik nu buiten beschouwing het tweede groote doel der africhting, namelijk den ruiter meester te maken over de vermogens van het paard. Ofschoon in de dressuur wordt begonnen met het doen nageven van den rug, daarna wordt overgegaan tot het onderbrengen van de achterhand, om te eindigen met de bewerking van nek en hals, is er geen bezwaar tegen, hier aan te vangen met de beschouwing van hals, nek en hoofd om dan verder geleidelijk naar achteren voort te schrijden. Wellicht zal men mij hier tegenwerpen, dat in het voorschrift be treffende het africhten van de paarden der cavalerie volstrekt niet zoo in die mate het stelsel wordt gehuldigd, om de achterhand onder te brengen alvorens men overgaat tot opzettelijke bewerking van den hals. Die tegenwerping zou juist zijn, maar ter opheldering diene dat dit opstel ook het bewuste voorschrift niet tot basis neemt, maar een vrij veel daarvan afwijkend stelsel van africhting, gelijk ik het in Nederland heb zien toepassen door den officier voor speciale diensten der artillerie, van wien ik onderricht kreeg, wiens pogen bij de africhting ik steeds met belangstelling heb gevolgd en voor wiens resultaten ik toen, later en nu, steeds de meeste waar deering heb over gehad. Hierbij wordt in den aanvang van de dressuur zeer geruitnen tijd in een vrij vlot en ruim tempo draf gereden met lange teugels, zonder eenige opzettelijke bewerking van den hals, uitgezonderd het reeds eenigermate bevestigen van de basis van den hals tegen schoft, schouders en voorborst wat het spontaan gevolg is van het aandrijven der achterbeenen met rustigen, symmetrischen zit en lage symmetrische handen. Al dien tijd (maanden) worden haast geen wendingen gereden, maar zeer veel gebruik gemaakt van de groote volte zonder daarbij echter ook maar eenige stelling te geven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 362