355
der spierwerking, de kracht het grootst zijn. Overigens dienen de
beenuitsteeksels, waaraan de spieren zich bevestigen oid het begin
der werking te vergemakkelijken, wijl zij oorzaak zijn dat de spieren
bij hun aanhechtingspunt min of meer van de beenderen zijn verwijderd.
Zulk een rol spelen het haakbeen, de sesamsbeenderen, de draaiers
aan opperarm en dij, de kam van het schenkelbeen en in hooge
mate het hielbeen.
C. Hellend vlak. In het lichaam van het paard komen verscheiden
hellende vlakken voor, alsgewrichtsvlakten, het schouderblad, bij
vele paarden het bekken. Wanneer een gewicht zich langs een hellend
vlak beweegt, is de kracht waarmede het daar langs wordt getrokken
gelijk aan het gewicht maal de sinus van den hoek, welken het hellend
vlak maakt met den horizont.
Hoofd, nek en hals.
De hals is om de volgende redenen van zeer groote beteekenis
voor de dressuur. Ten eerste zijn hoofd en hals, door het overwicht
dat zij aan het geheele lichaam geven, door hun ligging vóór den
romp, door hun aanmerkelijk absoluut gewicht en door de beweeg
lijkheid in alle richtingen van den hals, van zeer ingrijpenden invloed
op de zwaarteverdeeling, al naarmate de houding welke zij innemen,
en dus op het evenwicht. Ten tweede is zonder een goed bewerkten
hals en nek het paard, al is de achterhand onder gebracht, volstrekt
met geheel onder de heerschappij van den ruiter. Ten derde komen
in het gewicht en in den aanzet van het hoofd, in lengte, breedte on oor
spronkelijke richting van den hals, alsmede in de wijze waarop de hals
uit schoft en voorborst te voorschijn komt en tegen de schouders
aansluit, aanmerkelijke verschillen voor, waarvan het noodig is, de ge
volgen voor de africhting te overzien en juist te schatten, om eensdeels te
beoordeelen of het paard geschiktheid bezit als rijpaard en zoo dat
het geval is vervolgens te kunnen individualiseeren, d. w. z. ieder
paard bij de africhting te behandelen of doen behandelen overeen
komstig zijn eischen.
Want omdat de paarden onderling behalve in temperament en