363
grijpelijk dat vaak in zulke gevallen die noodzakelijkheid niet wordt
ingezien en men zich op naïve wijze laat om den tuin leiden door
het feit, dat het paard neiging heeft om het hoofd wat bij te brengen
en omdat het niet boort. Wie te vroeg het hoofd hoog neemt en
bijbrengt, al lokt het paard er zelf toe uit, richt het nooit af en
rijdt het in den grond, want wanneer het hoofd is bijgenomen en
de hals is opgericht, leert het paard van achteren niets meer en doet
ook later van achteren niets.
De onwillekeurige, lichte bewerking van den hals, die reeds plaats
grijpt bij het leeren nageven van den rug, bestaat in het eenigermate
fixeeren van den oorsprong van den hals. Wanneer men op een
geheel ongereden paard zit of ook op een paard dat nooit is aan
gereden, ofschoon jaren bereden gelijk dat het geval is met paarden
van Inlanders en van tal van Europeanen, ook dan krijgt men den
indruk dat het paard afwisselend een pas naar rechts voor en naar
links voor doét, dat het loopt te slingeren, dat het hier en daar een
been zet en dat is werkelijk het geval, vaak zelfs in die mate dat
men het niet alleen voelt, maar dat een toeschouwer ook zien
kanhet paard neemt dan ook het bit volstrekt niet symmetrisch
en rustig aan en dit immers wordt van den aanvang af al beoefend,
waartoe een symmetrische inspanning van sommige halsspieren nood
zakelijk is. Het zijn uit den aard der zaak de spieren die van rug
en borst wand loopen naar den wortel van den hals, de lange rug-
spier en wel het halsgedeelte met uitsluiting der takken voor het
hoofd. Het halsgedeelte ontspringt aan de eerste zeven rugwer
vels en eindigt met peestakken aan de onderste vier halswervels.
Onder de lange rugspier ligt de doornspierover een groote lengte
er meê vereenigd het halsgedeelte is zwakker, doch reikt evenver.
De groote getande spier en wel het halsgodeelte. Deze zeer sterke
spier bedekt het onderste zijdelingscho gedeelte van den hals vóór
den voorrand van den schouderhet halsgedeelte ontstaat met vijf
takken aan den derden, vierden, vijfden, zesden en zevenden hals
wervel en bevestigt zich voorts aan de eerste twee ribben.
Genoemde drie spieren zullen dus bjj rustige en lage hand en
symmetrische teugelwerking den wortel van den hals vastzetten tegen
rug en schouder. Hierbij werkt nog zwak mede de borstbeenkaak-