364
spier. De spieren van beide zijden (r. on 1. borstbeenkaakspier)
ontspringen gemeenschappelijk vóór aan het borstbeen, splitsen zich
spoedig, loopen dan aan de vóórzijde van de halsadergoeve en
hechten zich vast hoog aan den rand van de achterkaak. Eindelijk
werkt steeds bij alle halsbewegingen, waarbij de hals niet enorm hoog
wordt gedragen en dus zeker hier, de rug-alias spier. Deze onge
paarde, sterke, lange en breede buiger van den hals loopt in de
mediaanlijn over de vóór-of ondervlakte van alle wervels en kan,
juist wijl hij ougepaard is, niet bijdragen tot fixeeren van den hals,
maar slechts een tegenwicht bieden voor de straks genoemde strek
spieren.
J. van de Velde.
(Slot volgt.)
Paardenarts.