389 was. Terreinen van andere formatie d. i. te zeggen van ouderen vulkanischen aard moesten daarom worden opgespoord. Gedurende onze waarnemingen van den bergtop de Loko-saké waren er in de omstreken eene menigte Rokka's te bespeuren, die echter op eerbiedigen afstand van ons bleven. Door gillen en schreeu wen maakten zij elkander de- aanwezigheid der soldaten bekend, terwijl enkele ruiters van de eene kampong naar de andere renden, waarschijnlijk met het doel om deze ook onze nadering aau te kondigen. Een tiental Rokkaneezen had de stoutmoedigheid om ons door het dichtbegroeide terrein tot op 50 Meter te bekruipen en wachtten slechts op eene geschikte gelegenheid om met hunne lansen te werpen. Er was uitdrukkelijk verboden om zonder noodzaak te schieten. De heer van Schelle voor dien dag het terrein in den omttek genoegzaam verkend en alles nauwkeurig waargenomen hebbende, zoo werd er besloten tot den terugtocht naar het bivouak; doch nauwelijks zagen de Rokka's ons hiertoe aanstalten maken of van alle richtingen daalden zij de berghellingen af of verrezen zij als paddenstoelen uit het struikgewas en werd de troep van alle kanten door den vijand bedreigd. In een ommezien was de achterhoede door eene menigte Rok ka's omsingeld, die, begunstigd door de hooge alang alang, haar sluipende en kruipende tot 25 passen wisten te naderen, hunne lansen wierpen, ja zelfs schoten. De achterhoede had hij deze gelegenheid eene moeilijke taak te vervullen langzaam terugtrekkende, en man voor man zich langs een smal voetpad bewegende, hield zij met eenige welgerichte schoten den vijand in bedwang en handhaafde zij meteen de orde onder de Alfoersche hulptroepen, die door dit alles in opgewondenheid geraakten en zich terstond met den tegenstander wilden meten. Intusschen had eene groote bende Rokka's onze plaats op den bergtop te Kopoh-leboh ingenomen en van hieruit werd de troep door hen schreeu wende en tierende uitgejouwd en met opgeheven klewangs bedreigd. De aanwezigheid van den vijand op dien bergtop kon door de artillerie, die sinds ons vertrek in batterij was gebleven, worden opgemerkt. Zij deed in die richting een aantal worpen, met. het gevolg, dat de bende spoedig uiteenstoof. De vervolging hield even wel nog een heelen tijd aan; eerst toen wij uur vau het bivouak verwijderd waren, werd zij gestaakt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 400