892 zen van eon moedig volk te zijn. Ziehier een staaltje van groote onverschrokkenheid. Een van hen naderde de colonne tot op zeer korten afstand en stelde zich verdekt achter een rotsblok op. Nu en dan gaf hij zijn bovenlijf bloot, hief de klewang zwaaiende omhoog en schold op den troep. De scherpschutters openden het vuur op hem, doch na ieder schot bukte hij en hief zich dan weder op, ons uitlachende en met de klewang zwaaiende en dreigende. De man scheen onkwetsbaar te zijn. Wij hadden echter geen tijd ons met dien enkelen man bezig te houden, en zoo werd er ver der geen notitie van hem genomen. Bij zijne landgenooten zou hij zeker als een heilige vereerd en in de rij der dappersten zijn op genomen geworden. Vermits de onderhandelingen met de vijandige bevolking schip breuk hadden geleden, achtte de Resident de hem opgedragen taak voorloopig als geëindigd, vertrok ZHEdGr. daarom den 26cn Juli van het oorlogsterrein en begaf hij zich naar Endeh om de quaestie betreffende den voortvluchtigen Bara Noerie te regelen. Tegen den 7en of 8cn Augustus hoopte de Resident weder te Wai-mokeh terug te zijn, ten einde eene conferentie te houden over de te volgen gedragslijn op i lores. Er zou dan worden beraadslaagd over de quaestie of er meer troepen aangevraagd, dan wel machtiging om terug te trek ken verzocht moest worden. Podjo liet niets meer van zich hooren noch minder zich zien. De aan de overzijde der Mokoe-fokka ge legen kampong Bolonga, 200 M. van Bo-rewoe, scheen verlaten vrouwen en kinderen met have en goed zag men dagelijks uit de kam pong trekken, wellicht bevreesd dat wij hen ook eerstdaags zouden bezoeken, ofschoon dat volstrekt niet in onze bedoeling lag. Alleen de aan Podjo uitgereikte witte vlag bleef voor de kampong wappe ren, ten teeken dat deze ons bevriend was. Liet men Podjo aan zeggen om over te komen in Bo- rewoe, hetgeen gebeurde door luidkeels te schreeuwen, dan gaf Podjo ten antwoord, dat de tijd daartoe nog niet gekomen was. Podjo scheen ons te wantrouwen. Het zou ons weinig moeite gekost hebben om Podjo tot zijn plicht te brengen; wij hadden slechts hel ravijn over te steken om in zijne kampong te komen, doch wij deden dit niet, ons houdende aan de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 403