394 gczaghebbor Kleian naar het strandbivouak, om de terugkomst van den Resident van Timor af te wachten, tot het houden van de reeds bovengenoemde conferentie. Zonder vijandelijkheden van eenig belang ging de tijd om, totdat op den 6cn Augustus een treurig voorval plaats vond. Een vivrestransport, dat des morgens om 6 ure van Watoe-loko naar den Sè-Kèngè pas afmarcheerde, werd halverwegen door een drom in hinderlaag liggende Rokka's overvallen. Het transport be stond uit ruim 50 dwangarbeiders en werd geëscorteerd door 1 sergeant en 13 man, waarbij zich had aangesloten de 2e luitenant Diemont, die, van Wawa afgelost en op weg naar het hoofdkwartier, te Watoe- loko verroefde. De regeling van den transportdienst tusschen Watoe- loko en Bo-rewoe was volgenderwijs. De koelies brachten de goederen en vivres tot aan den Sè-Kèngè pas, alwaar zij afgelegd en op de muildieren geladen werden, die op zoodanig tijdstip van Ro-rewoe vertrokken, dat beide transporten gelijktijdig op den berg kam aankwamen. Als dan de muildieren de vrachten hadden over genomen, keerden beide transporten naar hunne bivouaks terug Op enkele punten van het smalle voetpad eigenlijk een bergrib, die Watoe-loko en den Sè-Kèngèpas verbindt, vindt men enkele inzinkingen, welke terreingedeelten van uit Watoe-loko niet kunnen worden gezien. De vijand nu had zich, op 1/i uur gaans van Wa toe-loko op zoodanig punt aan beide zijden van den weg, daar waar de helling van het ravijn het steilst afliep, in de dichte alang alang in hinderlaag gelegd. Toen de spits, een sergeant en 3 man, ter hoogte van het midden van de hinderlaag was gekomen, sprongen de Rokkaneezen plotseling uit hunne schuilplaatsen op en maakten zij al deze militairen af, zonder dat er van deze overvalling door de achteraankomenden iets werd gezien of gehoord. Hierop werd de aanval gericht op het escorte waarbij zich de luitenant Diemont bevond. Voordat de manschappen tot bezinning waren gekomen, zagen zij zich reeds omsingeld door een groot aantal Rokkaneezen, die met hunne klewangs en lansen eene vreeselijke slachting aanrichtten. De manschappen konden van hunne geweren geen gebruik maken en werden in een ommezien door een tal van lansen doorboord. De luitenant Diemont ontkwam niet aan dit bloedbad. Van alle

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 405