29
gaven van de vele eischen, die het gevechtvaardig houden van zulk
een troep in onze Indische oorlogen aan zijn aanvoerder stelt.
De moeilijkheid van die taak is in werkelijkheid zoo groot, dat
aanhoudende oefening in vredestijd noodig is, om iemand geschikt
te maken om met groote kans van slagen het hoofd te kunnen
bieden aan al de te voorziene en niet te voorziene omstandigheden,
die zich bij de vervulling daarvan kunnen voordoen.
Het behoeft hier stellig geen verder betoog, dat compagniescom
mandanten, die geschikt zijn om op de wijze als hierboven bedoeld
met hun compagnie geheel zelfstandig op te treden, ook geschikt
zullen zijn om met hun compagnie in bataljonsverband te strijden.
Immers waarop komt het onderscheid tusschen het op zich zelf of
in bataljonsverband strijden voor een compagniescommandant hoog
stens neer?
Eerstens op het verband met de neven hem strijdende compa
gnieën, tweedens op het somtijds niet noodzakelijke van het beveiligen
der flanken, derdens op het meestal niet noodige van het tot het
laatste oogenblik beschikbaar houden eener reserve, vierdens op de
mindere bemoeienis met gewonden en trein. Over het algemeen dus
op beduidende verlichting van zijne taak.
Hetzelfde wat hier voor compagniescommandanten gezegd is, geldt,
zij het dan ook niet in zoo sterke mate, voor bataljonscommandanten.
Een B. C., die uitstekend met zijn troep weet te manoeuvreeren als
hij geheel alleen staat, zal zeker goed met zijn troep handelen als
hij op bevel van een brigadecommandant vecht; het omgekeerde is
dikwijls niet het geval.
Een derde voordeel van de voorgestelde inrichting van gevechts voor
schriften is gelegen in de vereenvoudiging van de bevelvoering, als
de bevelhebber van een bepaalde troepenmacht weet, dat zijn onder
hebbende bataljons- en compagniescommandanten gewoon geraakt
zijn aan het formuleeren van al de maatregelen, die zij in de
werkelijkheid met hunsamengesteld troependeel zouden moeten
nemen.
De bevelen kunnen dan veel eenvoudiger zijn dan ze in de eerste
jaren van den Atjehoorlog b.v. wel moesten wezen uit gebrek aan
vertrouwen in ondergeschikte commandanten, die door allerlei omstan-