402 c-ereikt. Hoelang de expeditie nog te Zuid- Flores moest vertoeven was niet bekend en daarom werden dagelijks de berichten tegemoet gezien van de Noordercolonne, van welker vorderingen en welslagen het lot der Zuidercolonne afhankelijk scheen te zijn. Sedert de laatste overvalling op het transport van den 22» Augustus, werd er niets meer van den vijand bespeurd en heerschte er in de Rokka- v al lei eene sombere en doodsche stilte. Behalve in de bevriende kampong Bolonga, waar zich nu en dan eenige lieden vertoonden en enkele vrouwen zich onledig hielden met het inzamelen van aardvruchten, werd er van de overige bevol king niets bespeurd. Had bij ons binnendringen in het binnenland de bevolking weinig of geen gelegenheid gehad om haar opgeschuurden voorraad levens behoeften mede te voeren en moest zij het te veld staande gewas, dat reeds voor den oogst geschikt was, in den steek laten, met het intreden van den regenmoesson, kon zij de velden met bebouwen o bewerken, uit vrees kennis te maken met de kogels der bezettingen van de posten, die zorgvuldig het terrein en den transportweg van rondzwervende Rokka's vrij hielden. Toen op zekeren dag in het bivouak Bo- rewoe een groot bamboe huis verrees ten behoeve der officieren (voorzorgsmaatregel tegen den naderenden regenmoesson) riepen eenige Rokka's uit de kampong Ba- djawa ons toe: „Wat beduidt het groote huis, dat gijlieden daar opzet gij doet beter met spoedig terug te gaan, want door uw lang durig' verblijf in ons land, lijden wij met onze vrouwen en kinderen armoede en hebben wij niets meer te eten". Den 18en October bezweek te Watoe-loko, tengevolge eenei uiv ziekte, waarbij zich later buikvliesontsteking openbaarde, de kapitein van Baarda. Toen die treurmare de verschillende bivoualcs bereikte, heerschten alom groote verslagenheid en diepe droefenis, want van Baarda was bij de officieren zoowel als bij de minderen zeer bemind en "eacht, Den anderen dag had de begrafenis met plechtigheid plaats, waartoe eenige officieren van de naastbij zijnde postenBo- rewoe en Do waren overgekomen. Bij de geopende groeve herdacht de majoor Collard den overledene gedurende diens levensloop, roemde hem als een kundig en braaf officier, in wien het leger veel had

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 413