423
dan valt hij onder art. 99. Mij dunkt, dat het doel van de verzwa
ring van art. 100 (het trekken van het geweer) is geweest, diengene
zwaar te straften, die een wapen, dat den militairen tot behoud van
den vrede en tot steun van hunne meerderen is geschonken, op zoo
schromelijke wijze misbruikt door het tegen zijnen meerdere op te
heffen. b
Op blz. 43 onderaan en 44 bovenaan noemt de schrijver 6 gevallen
op, die men bij feitelijke insubordinatie zou kunnen onderscheiden
en later 4 bij de insubordinatie van art. 99. Ik wensch er hier de
aandacht op te vestigen, dat die 6, resp. 4 gevallen eigenlijk zijn 9
resp. 6 gevallen. De eerste drie van de 6 door den schrijver ge
noemde gevallen toch, moeten steeds samengaan met een der in
geval 4, 5 of 6 genoemde omstandigheden.
De schrijver had dus de feitelijke insubordinatie moeten onderschei
den hebben in feitelijke insubordinatie:
a. tegen een officier, in dienst, onder de wapens.
'd. id. niet onder de wapens.
c- id. buiten dienst.
d. tegen een minder gegradueerde, en den dood of enz. tengevolge
hebbende, in dienst, onder de wapens.
eid id. niet onder de wapens.
f- id. id. buiten dienst.
g. tegen een minder gegradueerde zonder bovengenoemd gevolg,
in dienst, onder de wapens.
id. in dienst, niet ouder de wapens.
id. buiten dienst,
en de insubordinatie van art. 99 in eenvoudige insubordinatie:
a. tegen een officier, in dienst, onder de wapens,
k id. in dienst, niet onder de wapens,
c- id. buiten dienst.
d. tegen een minder gegradueerde, in dienst, onder de wapens.
eid- id. in dienst, niet onder de wapens.
id- id. buiten dienst, (c).
Hier treft het onze aandacht, dat de schrijver bij beide soorten
van insubordinatie de minderen in een zeker opzicht op een gunstiger
standpunt heeft geplaatst dan de officieren. Daar een officier steeds