424 insubordinatie tegen een officier pleegt en geen insubordinatie tegen een mindere, zal volgens de voorgestelde regeling een officier nooit kunnen profiteereu van de mildere strafbepaling genoemd op blz. 44 regel 6,7,8 v.b. en regel 21 en 22 v.b. Een 2dc luitenant, die bui ten dienst feitelijke insubordinatie pleegt tegen een lste luitenant, wil de schrijver met den dood straffen, en een fuselier, die hetzelfde feit tegen een sergeant pleegt, met minstens één jaar militaire detentie; de insubordinatie van art. 99 zoude schrijver willen gestraft zien resp. met militaire gevangenisstraf van 1- 5 jaar en militaire detentie van hoogstens 6 maanden. Dat is onbillijk. Een 2de luitenant gaat kameraadschappelijk met een lBten luitenant om; het is mogelijk, dat beiden dezelfde diensten te verrichten hebben bij eene zelfde com pagnie. Dit zal nooit het geval zijn met een sergeant en een fuselier. In het geval van de beide officieren zou men zelfs, dunkt mij, minder streng moeten straffen. Men zal mij tegenwerpen, dat men hoogere eischen moet stellen aan de officieren wegens hunne meerdere beschaving. Ik geef toe, dat de officiereu die meerdere beschaving moeten gebruiken om dergelijke voorvallen te voorkomen, en dat doen zij clan ook; ik blijf het echter onbillijk achten, hen daarom zoo bijzonder veel zwaarder te straffen. Het is mogelijk, dat ik de bedoeling van den schrijver niet begrepen heb; hij zal mij moeten toestemmen, dat zijne zonderlinge verdeeling tot eene opvatting als de mijne aanleiding heeft gegeven. Gaan we over tot bladzijde 50. De beschouwiug, die de schrijver levert over pogingvond ik zoo onaannemelijk, zoo in strijd met eene gezonde opvatting van art. 100, dat ik besloot Pols daarover nateslaan. En jawel. Pols zegt (Crim. wetboek 2de Druk 1879 blz. 330): 2o het trekken van het geweer. Wanneer dit niet door feitelijkheden gevolgd wordt, zou het eene bedreiging zijn, strafbaar ingevolge art. 99. (1) De bedenkelijke aard eener bedreiging om gebruik te maken van de militaire wapens, die steeds onder het bereik van de minderen zijn, (2) Dit begin luidt dus ten gunste van den schrijver, (f) Zie hetgeen ik hiervoren schreef als mijn vermoeden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 435