428 terist, die bij liet kappen zijn kapmes breekt, ook niet aarzelen een oud afgekeurd dito van een dwangarbeider in de plaats te nemen. Deze wapens, die dus geheel op dezelfde wijze gebruikt worden als de in bruikleen afgestane, had ik op het oog en niet een wapen dat door een soldaat aan een voorbijgaanden Inlander ontrukt wordt. Wilde men dit als zoodanig beschouwen, dan zouden zelfs zak- en pennemessen in de termen van art. 100 vallen en dit zoude toch te dwaas zijn. Vandaar dat ik op blz. 43 heb gesproken van „het" vuur- of blanke wapen, waarmede ik wilde te kennen geven dat ik geheel in den geest vau art. 100 wilde blijven en alleen die wapens be doelde, die een militair in de uitoefening van zijn functie gebruikt. Wellicht heeft evenwel de omstandigheid, dat ik op blz. 41 abusievelijk gesproken heb van „een" vuur- of blank wapen, aan leiding gegeven tot het misverstand, zoodat het mij genoegen doet door den schrijver in de gelegenheid gesteld te worden eene nadere toelichting te geven. c. Ik vermeende hier, dat de gevallen die met één straf bedreigd worden, althans gedeeltelijk, bij elkaar konden worden gevoegd. Ik heb natuurlijk niets tegen de door Moerid voorgestelde wijziging. Wat evenwel de daarop volgende redeneering betreft, zoo moet ik verklaren dat ik daarvan niets begrijp De artikelen 99 en 100 toch hebben, wat de straffen betreft, alleen betrekking op mindere militairen, terwijl de straffen voor officieren bij art. 101 geregeld zijn, welk artikel niet door mij in beschouwing is genomen; maar hoe kan schrijver dan beweren „dat een officier „nooit zal kunnen profiteeren van de mildere strafbepaling genoemd „op blz. 44," enz. Het valt mij werkelijk moeielijk om het te gelooven, maar ook uit hetgeen verder volgt kan ik niet anders dan de gevolgtrekking maken, dat Moerid in de meening verkeert dat officieren en min deren, bij insubordinatie, aan dezelfde straffen onderworpen zijn. d. Het is schrijver een raadsel hoe ik het dreigen met een ge weer zonder verdere bijbedoeling poging tot feitelijke insubordinatie kan noemen. Het zoude voor mij zelt ongetwijfeld nog grooter raadsel zijn wan-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 439